Voor Inuit is Kerstmis een tijd van geluk
Wie wil weten hoe je een iglo moet bouwen, kan het best Nicole Stuckenberger bellen. De cultureel antropologe van Duitse afkomst vertoefde tusen 1999 en 2001 veertien maanden in het boven de poolcirkel gelegen Qikiqtarjuaq. Daar onderzocht zij in hoeverre het denken en de manier van leven van de Inuit zijn veranderd door het feit dat zij tegenwoordig delen van het jaar in een permanente nederzetting wonen en alleen 's zomers nog op jacht gaan.
De resultaten van dat onderzoek staan in het boeiende proefschrift Community at Play, waarop Stuckenburger op 11 mei in Utrecht promoveert. Uit dat boek blijkt dat de Inuit hun oude gebruiken in stand houden in een zeer eigentijdse omgeving. Qikiqtarjuaq bestaat uit een honderdvijftigtal houten huizen in straten, die volgens een strak patroon zijn aangelegd. Elk huis heeft een schotelantenne en een sneeuwscooter voor de deur.
Op het eerste gezicht denkt de bezoeker in een gewoon Canadees dorp terechtgekomen te zijn, maar dat is een misvatting maakt Stuckenburger duidelijk. Na meer dan honderd jaar christendom en vijftig jaar na de vorming van nederzettingen door de Canadese overheid, beschouwen de Inuit zichzelf nog steeds bovenal als een gemeenschap van jagers. De spelen en wedstrijden in de Kersttijd hebben dan ook vooral tot doel om de onderlinge relaties in die gemeenschap te versterken.
Veel spelen, zoals het oeroude zaklopen, zijn daarom zo ingericht dat winnen alleen mogelijk is wanneer goed met anderen wordt samengewerkt. Omdat veel bewoners van Qikiqtarjuaq in de lente naar de jachtgronden vertrekken om pas in het najaar weer terug te keren, is het tien dagen durende Kerstfeest de gelegenheid bij uitstek voor deze gemeenschappelijke activiteiten. Om die reden geven de Inuit Kerstmis de naam Quviasuvik, ofwel een tijd van geluk.
EH