Wie wordt de nieuwe Maarten van Rossem?

Dhr. van Rossem vind ik een interessante man die volgens mij veel diepgang heeft, maar niet veel gesprekspartners op niveau. Dit 'verbergt' hij vaak met kostelijk humorvolle uitspraken. Duidelijk iemand waar je een week mee zou moeten kunnen praten. Aldus een zekere Paul 030 op de website jijnu.nl. Maar niet iedereen heeft een even positief oordeel. Zo typeerde de Groene Amsterdammer één van de hoofdpersonen in een toneelstuk van Wim T. Schippers onlangs als een kloon van Maarten van Rossem: breed voorkomen, grote bek, over alles een mening, over ieder onderwerp een container weetjes paraat, hoogst irritante man dus....

Weinig Utrechtse onderzoekers zullen gedurende hun loopbaan zoveel tegenstrijdige reacties hebben opgeroepen als de historicus uit de Wilhelminaparkbuurt die deze maand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Maar zeker is ook dat niemand de afgelopen jaren meer heeft bijgedragen aan de naamsbekendheid van de UU.

"Ik vind dat Maarten de wetenschap op een heel goede en ontnuchterende manier over het voetlicht brengt", zegt hoogleraar economie Hans Schenk, die vanwege zijn kennis van fusies en bedrijfsovernames zelf ook regelmatig de media haalt. "Hij heeft een uniek talent om in gewone mensentaal te vertellen waarmee de wetenschap zich bezig houdt, en misschien komen er alleen al dankzij hem jaarlijks wel vier à vijfhonderd studenten extra naar Utrecht. Dat is geen geringe verdienste."

Toch is niet iedereen gecharmeerd van het veelvuldige publieke optreden van de kleurrijke historicus. Ook hemzelf is dat niet ontgaan "Mijn collega's vallen grosso modo in twee groepen uiteen. Sommigen vinden het leuk en ook wel nuttig dat ik regelmatig op radio en televisie verschijn, anderen vinden het helemaal niets. Dat zijn mensen die een ongelofelijk dédain hebben voor wat ik doe, want een academicus hoort zich niet met de media in te laten."

Decaan Willem Koops van Sociale Wetenschappen heeft wel een idee waar die afwijzende houding vandaan komt. "Ik heb waardering voor de manier waarop Van Rossem de media aan zich weet te binden. Wetenschap vertalen naar een groot publiek is een helse klus, die speciale talenten vereist, en die zijn niet iedereen gegeven. Ik houd van de prikkelende wijze waarop Van Rossem het allemaal doet, maar tegelijk vind ik dat zijn optreden duidelijk demonstreert wat er riskant is aan mediageniek talent: meer en meer wordt de succesvolle mediagenieke wetenschapper een entertainer, meer en meer wordt hij daarbij een individuele artiest die zoiets als het wetenschappelijk forum aan zijn laars lapt. Een privé persoon mag dat doen, een representant van de wetenschap niet."

Toch vindt ook Koops dat wetenschappers die een groot publiek aanspreken, waardering verdienen. Het probleem is alleen dat die waardering beperkt blijft tot woorden, zegt de Utrechtse historicus Jacco Pekelder, een directe concurrent van Van Rossem in de strijd om het beste geschiedenisboek van 2007. "Mijn werk staat regelmatig in de belangstelling en het bestuur van de universiteit zegt altijd dat publiciteit en popularisering voor het imago van de UU heel belangrijk is. Maar het levert me weinig op, terwijl het me wel veel tijd kost, dus daar wringt iets. Ik zou het niet gek vinden als er een vorm van waardering voor onderzoekers in de media zou worden georganiseerd."

Hoogleraar pedagogiek Micha de Winter is het met dat laatste eens. "Persoonlijk heb ik geen klagen met een decaan (Koops, EH) die in mijn taakomschrijving als faculteitshoogleraar expliciet 'het bevorderen van het maatschappelijk debat' heeft laten opnemen, maar in zijn algemeenheid heeft het populariseren van wetenschap in Utrecht totaal geen status. Veel van mijn collega's zien het als een vervelend corvee om een journalist te woord te staan. Bel De Winter maar, zeggen ze soms. Nu moet je ook wel op je tanden bijten als je een heel verhaal hebt afgestoken en je vindt daarvan maar één quote terug, maar je kunt ook zelf opiniestukken schrijven. Maar, zeggen mijn collega's dan, die tijd besteed ik liever aan een wetenschappelijk artikel, want daarop word ik afgerekend."

De Winter wil niet zo ver gaan om activiteiten in de media bij de beoordeling van onderzoekers te betrekken, maar het onderwerp zou wat hem betreft wel wat prominenter op de agenda van het college van bestuur mogen figureren. "Het zou op zijn minst een vast onderwerp in de jaarlijkse R&O-gesprekken moeten zijn. En wat mij betreft zou het college het bijdragen van onderzoekers aan het maatschappelijk debat expliciet als doelstelling in het nieuwe Strategisch Plan moeten opnemen."

Ook 'sporthoogleraar' Maarten van Bottenburg ziet er weinig heil in om wetenschappers te dwingen tot optredens in de media. Maar nuttig vindt hij die wel. Niet alleen voor de verspreiding van wetenschappelijke kennis, maar ook omdat je als wetenschapper zo min of meer vanzelf terechtkomt in circuits waar onderzoeksopdrachten worden toegekend. "Je zou dus wel gek zijn om de kans op publiciteit te laten lopen. Je moet natuurlijk wel wat zinnigs te melden hebben, anders gaat het tegen je werken, maar ik heb aan den lijve gemerkt dat ik, nu men mij uit de krant kent als 'die man die onderzoek naar sport doet', sneller benaderd wordt door opdrachtgevers van derdegeldstroom onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs moeten voorop blijven staan, maar extra waardering voor degenen die erin slagen dit voor een breed publiek toegankelijk te maken is geen gek idee, al is het maar in de vorm van een ludieke prijs."

In Nijmegen bestaat zo'n prijs al vier jaar, zegt Carla van Baalen. De hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Radboud Universiteit werd in januari uitgeroepen tot Nijmeegse mediatopper 2007 en dat gaat daar met veel ceremonieel gepaard. "De wetenschapsvoorlichters geven ons punten voor elk optreden in de media. Hoe inhoudelijker je bijdrage en hoe belangrijker het medium, des te meer punten je verdient, zeker als de naam van de Radboud Universiteit wordt genoemd. Tijdens de zogeheten nieuwsjaarsreceptie??? wordt de winnaar bekend gemaakt en dat is een hele happening met een powerpointpresentatie op groot scherm. Ons college van bestuur vindt het belangrijk dat wetenschappers in de media verschijnen en persoonlijk vind ik dit een prima manier om dat te onderstrepen. Het wordt zo niet al te serieus, terwijl er toch een duidelijk signaal vanuit gaat dat men het belangrijk vindt. Dat vind ik zelf trouwens ook. Vandaar dat ik elke onderzoeker in mijn groep een mediatraining laat volgen."

"Een prijs hè?", zegt de Utrechtse rector Hans Stoof nadenkend. "Dat vind ik eigenlijk helemaal niet zo'n onaardige gedachte. We horen telkens weer dat we als universiteit zo weinig zichtbaar zijn en we willen als college van bestuur heel graag dat dat verandert. Problemen genoeg in de samenleving en als grootste Nederlandse universiteit moeten wij toch voldoende mensen in huis hebben die hun nek durven uitsteken om het maatschappelijk debat daarover aan te zwengelen, maar dat valt tegen. Ik heb veel waardering voor de manier waarop mensen als Maarten van Rossem en Paul Schnabel dat doen, maar de gave om een groot publiek aan te spreken, blijkt helaas dun gezaaid. Ik zat laatst bij een afscheidscollege en dacht toen: wat een boeiend verhaal, dat had ik nou graag in de krant gelezen. Misschien dat een incentive in de vorm van een prijs zou helpen."

Van Rossem zelf vindt het onderwerp niet zo bijster interessant. Op de vraag of hij voldoende waardering heeft gekregen voor zijn publieke optredens, antwoordt hij dat dat sterk wisselt. "Jan Veldhuis, de vorige collegevoorzitter, kwam me altijd enthousiast vertellen dat hij me weer ergens had gezien, maar van Yvonne van Rooy heb ik nog nooit iets gehoord. Ik vind het hele bedrijf op dit punt trouwens enorm dubbel. Iedereen zegt het heel belangrijk te vinden dat onderzoekers zich in de media vertonen, maar een institutionele vorm van waardering is er niet. Terwijl één artikeltje in een Fins tijdschrift, meest ook nog in steenkolenengels, volgens de geldende criteria een prestatie van formaat is.

"Wat ik overigens veel erger vind, is dat er in Utrecht zo weinig waardering bestaat voor goede docenten. De bekende historicus Boogman zei ooit tijdens een borrel: vergeet niet, Maarten, dat de universiteit primair een onderwijsinstelling is. Maar dat is al lang niet meer zo. Het onderwijs interesseert onze bestuurders nul komma nul. Ik heb er althans nooit iets van gemerkt."

Op de vraag hoe hij denkt over een eventuele mediaprijs, reageert Van Rossem aarzelend. "Als het speels is, mag het van mij, maar ga het alsjeblieft niet verplichten, want dat wordt niks. De meeste onderzoekers zijn gortdroge zeikerds, zoals u weet, en bovendien hebben ze vrijwel allemaal de ziekte der voorzichtigheid, dus daar heb je in de media weinig aan. Laat het dan maar liever over aan degenen die het leuk vinden en er talent voor hebben."