Wim Eggink (1920 - 1945)

Deze aandacht voor Eggink, over wie wij overigens niet al te veel weten, is terecht. Hij was niet alleen een actieve student, maar ook een principieel ingestelde jongeman die het hoofd hoog hield in een tijd waarin vrijwel de gehele leiding van de universitaire gemeenschap het hoofd boog. "Nooit zullen wij ons devies tot een aanfluiting maken: Sol Iustitiae Illustra Nos", aldus het slot van zijn protest tegen de oproep van rector magnificus Hugo Kruyt om het universitaire leven toch vooral voort te zetten nadat Joodse medewerkers in november 1940 door de Duitsers uit hun functies ontheven waren.

Wim Eggink werd geboren en getogen in Utrecht, als zoon van een tandtechnicus. Hij toonde al op jeugdige leeftijd politieke belangstelling. Zo was hij lid, en vanaf 1940 secretaris, van de Bond van Jong-liberalen, de jongerenorganisatie van de Liberale Staatspartij (wat weer de voorloper was van de VVD). In 1940 ging hij sociale geografie studeren en werd al vrij snel preses van studievereniging VUGS. Op dat moment wist hij al dat hij ondergronds zou gaan, want die conclusie was door de jong-liberalen gezamenlijk getrokken op een zomerkamp in datzelfde jaar. Aan de universiteit maakte hij al spoedig deel uit van de door de hispanoloog dr. Brouwer opgezette verzetsgroep.

De protestbrief tegen Kruyt was Egginks eerste verzetsdaad. Nadat Kruyt zijn bekende woorden 'Ook al voelt men zich gewond, daarom slaat men toch niet de hand aan zichzelf' had verspreid, reageerde Eggink hierop met de mededeling: "Met verwondering namen wij kennis van Uw oproep ons solidair te verklaren met de docenten, die de colleges aan onze Universiteit willen voortzetten. Het ware beter geweest wanneer U en de Academische Senaat zich solidair hadden verklaard met Uw verstoten collega's."

In 1941 nam Eggink het voortouw bij de oprichting van het Utrechtsch Studentencontact, dat het studentenverzet probeerde te coördineren. In dat kader gaf hij ook het blad Sol Iustitiae uit, dat in een oplage van 3000 exemplaren enkele keren onder de Utrechtse studenten werd verspreid. Het Studentencontact maakte deel uit van een landelijk netwerk, de Raad van Negen, die een belangrijke rol speelde bij het verzet tegen de zogeheten loyaliteitsverklaring. In 1942 was de Raad van Negen bij Eggink in Utecht te gast.

Hoewel hun persoonlijke verhouding lange tijd goed bleef, moet het politieke meningsverschil met de geografie-hoogleraar Van Vuuren, die in 1941 Kruyt als rector magnificus opvolgde, gigantisch zijn geweest. Lou de Jong noemt in zijn 'Koninkrijk' Van Vuuren "een autoritaire man die pro-Duits was". Of hij pro-Duits was is zeker de vraag, maar in ieder geval heeft hij de Duitse maatregelen nooit publiek afgewezen noch de leden van de universitaire gemeenschap die dit wél deden, gesteund. Van Vuuren waarschuwde Eggink zich niet in te laten met het verzet, "met die fanatieke mensen met hun bleke, weggetrokken gezichten", niet beseffend dat Eggink zelf één van de voortrekkers van die fanatiekelingen was.

Behalve binnen de universiteit was Eggink ook nog actief in het landelijke verzet tegen de bezetter. In 1943 stond hij aan de wieg van het illegale blad Ons Volk, dat met zijn oplage van 120.000 exemplaren tot de grootste verzetbladen van Nederland behoorde. Ook is hij betrokken geweest bij de Paroolgroep. Nadat in 1941 de Amsterdamse leden van deze groep waren opgepakt, zorgde hij er voor dat het Parool onder meer in Utrecht werd vervaardigd. In 1944 werd zijn betrokkenheid bij het Parool de reden dat hij werd opgepakt door de Sicherheitsdienst (SD). Eén van de Amsterdamse medewerkers sloeg bij het verhoor door waardoor de SD in januari 1944 op 70 adressen in het land kon binnenvallen, waaronder bij Eggink. Hij wordt gevangen gezet in kamp Amersfoort tot augustus 1944, toen hij voor het Obergericht in Utrecht werd geleid. Tijdens dit proces trouwde Eggink in de rechtszaal nog met de Leidse rechtenstudente en Ons Volk-medewerkster Hubar van Hellenberg, maar spoedig nadien werd hij getransporteerd naar een tuchthuis in Hameln. Daar overleed hij, op 24 qpril 1945, één maand voor zijn 25ste verjaardag.