Windenergie mislukt door slecht beleid

Na de oliecrisis in 1973 begonnen Nederland en Denemarken methet opzetten van een windturbine-industrie. Bijna dertig jaar laterbezit Denemarken een bloeiende industrie en staat er in het land2515 megawatt aan windenergie opgesteld, wat vijftien procent isvan de totale Deense energiebehoefte. In Nederland bestaat nog eenkwijnende windturbine-bouwer en hier staat slechts 563 megawatt dievoorziet in een procent van de Nederlandse behoefte. PromovendaLinda Kamp van de disciplinegroep innovatiewetenschap vraagt zichin haar proefschrift, dat zij afgelopen maandag verdedigde, af waardit verschil vandaan komt.

Kamp wijt het mislukte windenergie-programma in Nederland aan deverkeerde 'leerprocessen'. In Nederland lag de nadruk opuniversitair onderzoek. Wetenschappers kregen zakken met geld omonderzoek te doen naar de bouw van windmolens. "Het gevolg is dater veel dikke rapporten zijn verschenen en dat Nederland academischgezien op een internationaal hoog peil staat. Maar er is geenvertaling gemaakt naar de bouwers en de gebruikers van windmolens.Dat is het cruciale verschil met Denemarken."

In het Scandinavische land werd het onderzoek op een anderemanier gefinancierd. Universiteiten kregen een beperkt bedrag in deeerste jaren, daarna moesten ze maar geld zien te verwerven dooropdrachten van windturbine-bouwers binnen te slepen. Dat leidde toteen vruchtbare samenwerking tussen academici, onderzoekers engebruikers van windmolens. Bovendien stimuleerde de regering vanaf1979 het aankopen van een windmolen door het verstrekken van eeninvesteringssubsidie. Dat idee vond pas in 1986 in Nederlandweerklank. Kamp noemt de Deense leerprocessen 'leren door teinteracteren' en 'leren door te gebruiken'. In Nederland lag denadruk op 'leren door te onderzoeken'.

De heilige graal in windturbine-onderzoek is het maken van eenturbine met een vermogen van enkele megawatts. Een molen met datvermogen is het meest efficient. Het gevolg van de Deensewisselwerking was dat de bouwers erin slaagden via kleine stapjessteeds grotere en dus efficientere windmolens te maken. InNederland bleef de wetenschap broeden op het zetten van grotestappen. Het ambitieuze plan was om van een molen van 300 kilowattnaar een megawatt te gaan en dan naar drie megawatt. Het is ernooit van gekomen. "Er zijn vier van 300 kilowatt gebouwd en eenvan een megawatt", zegt Kamp. Fijntjes vult ze aan: "Dedoelstelling om in het jaar 2000 tweeduizend megawatt aanwindenergie op te wekken is in de jaren tachtig al bijgesteld naarduizend megawatt. En dat hebben we ook niet gehaald."

Kamp denkt dat Nederland ondanks de achterstand nog steeds eenwindturbine-industrie kan opbouwen. Momenteel draait het onderzoekom het plaatsen van windmolenparken in de Noordzee. De daarvoorbenodigde kennis kunnen we heel goed zelf ontwikkelen, stelt Kamp,als we maar genoegen nemen met kleine stappen voorwaarts. "Mijnproefschrift zou je inderdaad kunnen zien als een pleidooi voorderde geldstroom onderzoek", erkent Kamp. "Bijwindenergie-onderzoek is het belangrijk dat de wetenschap niet debinding met de markt verliest."

Rinze Benedictus