De digitale geschiedenis van Pim Huijnen
Wie ben je en wat doe je?
“Mijn naam is Pim Huijnen en ik ben universitair docent voor digitale geschiedenis bij de afdeling cultuurgeschiedenis van het departement Geschiedenis en Kunstgeschiedenis. Computers spelen een steeds belangrijkere rol in geschiedonderzoek, nu historisch materiaal in snel tempo digitaal beschikbaar komt.
“In mijn onderzoek experimenteer ik met software en algoritmes om te speuren naar de betekenis van ideeën en concepten in grote hoeveelheden teksten. Wat bedoelden mensen als ze het hadden over ‘modern’ bijvoorbeeld, of ‘ras’, of ‘Europa’? Dit hangt natuurlijk enorm af van de sociale, culturele of politieke herkomst van de teksten. Bovendien verandert de betekenis van dit soort concepten enorm door de tijd heen. Ik focus me in mijn onderzoek op het opsporen van dit soort verschillen en veranderingen.”
Waar is jouw werkplek?
“Ik werk in het gebouw aan Drift 6, op de begane grond en uitkijkend op het binnenplein waarvan de blinde muur op deze foto deel uitmaakt. Mijn werk kan ik doorgaans prima op deze notebook, dus ik ben niet zo gebonden aan een bepaalde plek.
Toch werk ik er graag. We zitten met ons departement in een fijn gebouw en ik koester het contact met de collega’s. We hebben hier inmiddels een aardige groep mensen rondlopen die zich op de een of andere manier met digitale geschiedenis bezighouden. Meer dan ik gewend ben van ‘gewoon’ historisch onderzoek, merk ik dat samenwerking en dagelijks contact daarbij van meerwaarde is. Met mijn directe collega’s om samen te prutsen en informatie uit te wisselen, of met anderen om gezamenlijke digitale projectjes op te zetten.”
Wat is er interessant aan jouw onderzoek?
“Ik ben altijd weer verrast te zien in welke mate die belangstelling van mij en mijn collega’s voor het computergestuurd zoeken naar betekenisvolle informatie gedeeld wordt door collega's buiten ons eigen vakgebied. Buiten de universiteit zelfs.
Wat mensen bedoelen als ze een bepaald woord gebruiken is voor bedrijven als Google een van de belangrijkste vragen. Niet toevallig komen daar de interessantste nieuwe technieken vandaan, die wij weer proberen toe te passen op historische data. Dat maakt ons werk haast automatisch interdisciplinair. Ik werk continu samen met informatici, maar ook met statistici en bijvoorbeeld taalkundigen.
Voor ons is het vervolgens de uitdaging die computertechnieken zo te gebruiken dat ze voldoen aan de specifieke eisen van de geschiedwetenschap. Dus rekening houden met de tijdfactor, met de veranderlijkheid van specifieke contexten en betekenissen. Al doende zijn we eigenlijk bezig te bedenken wat er überhaupt voor nodig is om de computer een rol te laten spelen als analysemethode in het geschiedwetenschappelijke onderzoek.
Dat betekent: niet alleen bronnenkritiek weten toe te passen, maar ook kritiek op de techniek, op de statistiek, op de visualisaties, etc. Wat wij doen is pionierswerk als je bedenkt dat de sociale media-data van tegenwoordig de historische bronnen van de toekomst zijn. En dan gaat het om zulke grote hoeveelheden dat die zonder computer sowieso niet te doorzoeken zijn. Daarom speelt digitale geschiedenis ook een steeds belangrijkere rol in ons onderwijs - eveneens een heel uitdagend en interessant aspect aan mijn werk.”