‘Freud leerde ons de patiënt serieus te nemen’

Goed luisteren naar de patiënt, zonder hem direct te veroordelen. Toenadering zoeken en tegelijk een professionele afstand bewaren. Dat zijn volgens Paul Schnabel, universiteitshoogleraar Sociologie, de lessen die we geleerd hebben van Sigmund Freud. Schnabel is op 26 april de laatste spreker in de Studium Generale reeks Kennis voor de Toekomst.

Waarom heeft u voor deze held gekozen?              

Freud is natuurlijk de founding father van de psychoanalyse, en daarmee eigenlijk ook van de psychotherapie zoals wij die nu kennen. Hij heeft talloze ideeën geïntroduceerd die nu voor ons normaal zijn, maar in zijn tijd lang niet algemeen geaccepteerd waren. Denk aan het idee dat jeugdervaringen later in ons leven tot psychische problemen kunnen leiden, of dat veel van wat ons beweegt nooit doordringt tot ons bewustzijn. Ook de rol van seksualiteit in het leven was vóór Freud volstrekt onbespreekbaar.

Maar Freuds invloed blijft niet beperkt tot de psychologie. Zijn zienswijze is verweven in onze hele cultuur. In onze ideeën over de manier waarop mensen dingen doen, waaróm ze dingen doen. Dat zie je ook terug in kunst, films, literatuur. Zijn opvattingen over de betekenis van dromen hebben een sterke invloed gehad op het surrealisme, en de psychologische roman was zonder Freud nooit uitgegroeid tot zo’n sterk genre. Overigens zonder dat hij dat zo bedoeld had.

Wat is er nu nog over van de ideeën van uw held?

Psychoanalyse is van oorsprong bedoeld om de persoonlijkheid te veranderen. Een heel hoog doel, met een heel lange weg om dat te bereiken. Het is een langdurige, zeer intensieve en daardoor zeer kostbare behandeling, en daarom bijna uitgestorven in Nederland. De nadruk ligt nu meer op andere vormen van therapie: cognitieve gedragstherapie, systeemtherapie, groepstherapie. Die hebben minder ambitieuze, meer concrete doelen. Bijvoorbeeld zorgen dat iemand de straat weer op durft, weer door één deur kan met familie of weer met plezier naar het werk gaat.

Hoewel deze nieuwere vormen van psychotherapie veel meer probleem- dan persoonlijkheidsgericht zijn, hebben ze in wezen wel dezelfde essentie. De uitgangspunten zijn: goed luisteren naar wat de patiënt te vertellen heeft, niet veroordelen. De patiënt serieus nemen. Toenadering zoeken maar tegelijk een bepaalde professionele afstand bewaren. Tegenwoordig misschien common sense, maar deze ideeën zijn allemaal door Freud geïntroduceerd.

Als je de lijn doortrekt naar de toekomst, wat zijn dan de belangrijkste veranderingen in uw vakgebied?

De gezondheidszorg is tegenwoordig allemaal veel meer gestandaardiseerd. Therapieën verlopen volgens protocollen: dit moet er gebeuren, zo moet je een depressie aanpakken, zo een fobie.

Het is ook steeds belangrijker dat therapieën evidence based zijn, dat ze het leven van de patiënt aantoonbaar verbeteren. Op dat gebied is de psychoanalyse altijd sterk tekortgeschoten. In de huidige tijd is dat een mankement. Maar ten tijde van Freud bestond het onderzoek zoals we dat vandaag de dag doen niet. Er waren geen hypothesen, toetsingen, normprocedures en standaardvragenlijsten. Voor Freud was de psychoanalyse zélf het onderzoek.

Wat is de verandering waar u zich voor wil inzetten en hoe wilt u dat doen?

Zelf ben ik niet meer actief in de klinische psychologie. Waar het heen gaat of moet gaat met de psychoanalyse, daar heb ik geen mening over. De psychoanalyse an sich is voor het vak ook niet meer zo van betekenis. Tot de jaren tachtig waren alle hoogleraren psychiatrie per definitie óók psychoanalyticus – tegenwoordig is dat er geen één meer. Het is nu meer een persoonlijke interesse.

Advertentie