De sleutels van OBP’er Paul van der Lugt
De universiteit bestaat 375 jaar en staat daarom bij vele zaken stil. Voor het ondersteunend personeel is vandaag de ‘Dag van de OBP’er’. Aanleiding voor DUB om een serie portretten te maken van deze mensen die ’s ochtends de deuren opendoen en overdag de boel draaiende houden. Wie zijn zij, en hoe zien zij zichzelf en hoe kijken zij naar de universiteit? Vandaag deel 1 van DUBs OBP-galerij: Paul van der Lugt (46), gebouwbeheerder van de monumentale panden aan de Drift.
“De universiteit is een goede werkgever. Maar het nadeel is dat we allemaal ambtenaren zijn; alles is stroperig en het duurt lang als je iets voor elkaar wilt krijgen. Maar of het een speciale status heeft om voor de universiteit te werken? Nee hoor, als ik huismeester was bij Amev of Fortis, dan zou ik waarschijnlijk hetzelfde gevoel bij mijn werk hebben.”
“Als ze hier aan de Drift gewoon door kunnen gaan met de lessen, dan ben ik tevreden. Maar de onverwachte dingen maken het werk het meest interessant. Gisteren was er een dame met een epileptische aanval. Ja, een snoepje kan je dat niet noemen, maar zoiets maakt het werk wel spannend. En dit is de binnenstad hè: het snurkhuis is hier om de hoek, de hoeren zitten verderop. Dan zijn er altijd mafjoekels die naar binnen willen. Soms om te stelen, soms zijn ze gewoon verward.”
“Ik ben hier in de stad geboren, en zat dicht bij het Domplein op school. Op mijn elfde gingen we naar Vianen. Nu voelt het alsof ik terug ben. Dit is mijn stadje. Ik zou ook niet naar De Uithof willen. De sfeer, de omgeving, de mensen, die zijn daar anders. Hier is men meer betrokken. Op De Uithof, met al die lange gangen, daar is het anoniemer.
“Een Dag van de OBP’er maakt denk ik geen verschil voor de waardering die we krijgen, maar het is leuk dat de dag er is. Het is extra aandacht voor de mensen die de universiteit draaiende houden. Die ervoor zorgen dat iedereen er überhaupt in kan.
“Het lustrum, dat leeft bij mij helemaal niet. Terwijl je het ondersteunend personeel er goed bij zou kunnen betrekken. Ik ben een redelijke amateurfotograaf, kan aardig op een knopje drukken. Er zijn hier vroeger veel foto’s gemaakt. Je kan zo’n plek terugvinden, en dan met docenten en studenten van nu dezelfde foto maken. Dat is een idee, daar zou ik weleens in willen duiken.
“Als mensen hier de hal van Drift 21 binnenlopen, dan kijken ze omhoog, onder de indruk. Het zijn monumentale panden om trots op te zijn. De Sweelinckzaal bijvoorbeeld, die is bijna onveranderd. En de twee stijlkamers op Drift 23, daar komen studenten niet zo vaak. Die kamers zijn prachtig om te zien – het zijn de pareltjes van de panden, de uitstraling is fantastisch. Elk gebouw heeft ook zijn eigen behandeling nodig.
“Het is daarom jammer dat er al mensen zijn wegbezuinigd,. Daarmee heb je jaren aan kennis van die panden weggegooid. Ik heb het vermoeden dat ook op termijn de technische dienst wordt geoutsourced. Al zeggen ze van niet, ik ben ook weleens bang dat ons dat gaat gebeuren. Dan wordt het voor mij wel lastig om een andere baan te vinden.”
“Ik zou niet op een kantoor kunnen zitten. Ik ben een mensen mens, ik wil mensen ontmoeten, met studenten praten en gekke dingen doen. Ik vind het leuk om grappen met studenten uit te halen, of rare opmerkingen te maken. Soms als een studente beleefd naar me toe komt en vraagt: ‘mag ik u wat vragen?’, antwoord ik weleens voor de grap: ‘Wil je met me trouwen?’ Vaak weten ze dan niet meer hoe ze moeten reageren! Je blijft jong als je met dat jonge spul omgaat! Geen dag is hetzelfde.”
Thijs Kuipers en Hans Schouwenburg