Thony van der Gon Netscher, de laatste instrumentmaker
De universiteit bestaat 375 jaar en staat daarom bij veel zaken stil. DUB maakt voor de gelegenheid een serie portretten van het ondersteunend- en beheerspersoneel (OBP). Wie zijn de mensen die ’s ochtends de deuren opendoen en overdag de boel draaiende houden? Hoe zien zij zichzelf en hoe kijken zij naar de universiteit? Vandaag deel 9 van DUB’s OBP-galerij: Thony van der Gon Netscher (48) hoofd instrumentmakerij bij de faculteit Geowetenschappen.
“Ik ben hoofd instrumentmakerij. ‘Hoofd’, omdat hier ooit meerdere mensen werkten. Vroeger zaten we hier met vier man, nog eerder met zijn zevenen. Maar door bezuinigingen zijn dat er steeds minder geworden, en nu ben ik als laatste over. Ik ben hoofd over mezelf zeg ik altijd maar.”
“Het werk is ook wel verschoven. Vroeger maakten we meer zelf, nu besteden we meer uit. Bedrijven zijn vaak erg gespecialiseerd, en tegen die expertise kun je soms niet op. Toch voel ik me niet minder vakman. Mijn functie is er nu meer eentje van intermediair tussen wetenschap en techniek. Een wetenschapper komt met een geologische probleemstelling, en legt uit welk experiment hij wil doen, en dan is de vraag: ‘kan je dat maken of realiseren?”
“Iemand uit de marinegeochemie wil dan bijvoorbeeld de chemische veranderingen van de bodem van de Middellandse Zee onderzoeken, en heeft daarvoor een handje zand nodig. Maar het is daar diep, soms wel drie kilometer! Eerst moet je kijken of het niet al te koop is, of dat andere universiteiten er al iets op bedacht hebben. Soms combineer je dingen. Maar als dat niet zo is, dan moet je het zelf maken”.
Willie Wortel
“Het meest trots ben ik op wat we voor het lab van High Pressure and Temperature (HPT) van professor C. Spiers hebben kunnen maken. Ze doen daar schuifproeven, die vertellen iets over het mechanisch gedrag van materiaal, dat heb je nodig bij het bestuderen van aardbevingen. Normaal schuif je op een plat vlak, maar nu ging het om een apparaat waar dat in een cirkel kon. Dan kun je oneindig experimenten uitvoeren. Dat apparaat kan bij 3000 atmosfeer, maximaal 750˚, tot een maximaal moment van 750 nm en een axiale kracht van 10.000 kg werken. Dat zijn vrij exceptionele krachten bij elkaar!”
“Ik vergelijk mezelf weleens met Willie Wortel uit de Donald Duck. Ik heb de gekste dingen gebouwd! Geen dag is hetzelfde, dat is hier zo leuk. Zeeonderzoek, chemie, materiaal, techniek, alles komt langs.”
“Er gaat ook wel eens wat mis. Een wetenschapper van hier verloor op zee een apparaat dat tweeënhalve ton gekost had! Wij hadden dat apparaat gebouwd. De kabel waar het apparaat aan hing, bleek achteraf verrot. Je baalt wel als er dan opeens een kale kabel naar boven komt.”
Geologische harmonie
“Ik voel me wel verbonden met iedereen van geologie. Met de héle universiteit heb ik dat niet. Je kent al die mensen niet. En per faculteit zitten er verschillende mensen. Zelf bij natuurkunde zie je dat zij weer hele andere mensen zijn. Over de geologen kan ik zeggen dat ze relaxt en vrijgevochten zijn. We houden hier niet van prikklokken of time management, dat zal hier niet werken”.
“Of je nou professor, aio of student bent, we zijn allemaal collega’s. Er is geen air, er kan gewoon je en jij gezegd worden. De verhouding is goed. Als we de jaarlijkse barbeque in de binnentuin hebben, voelt het als één grote familie. Ik maak geen onderscheid tussen wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk personeel. Alles gaat hier in geologische harmonie, want er schuift of botst natuurlijk ook wel eens het een en ander”.
Thijs Kuipers en Hans Schouwenburg