Beestachtige bijbanen: van walvissen hooghouden tot honden uitlaten

Of ze nou blaffen, vliegen of zwemmen: dieren zijn onvoorspelbaar en daarom ingewikkeld om mee te werken. Maar een bijbaan in de diersector levert wél een hoop avontuur op, weten Diergeneeskundestudenten Marc, Nikki en Iris.

Meelopen met dierenartsen

Een hond met een gedraaide maag, een eekhoorntje met verlamde achterpoten en een kat met chronische nierziekte: tijdens zijn vrijwillige stage kwam Marc ze regelmatig tegen. Hij liep afgelopen zomer een week met dierenartsen mee op de spoedafdeling van een kliniek voor Gezelschapsdieren in Canada.

Het plan daarvoor ontstond toen Marc een verre vakantie van een paar maanden voorbereidde. Hij besloot dat hij tijdens die reis wilde meelopen met een dierenarts en stuurde dit verzoek, met succes, naar de eerste beste dierenkliniek die hij online kon vinden.

Eenmaal aangekomen was hij elke dag van vier uur ’s middags tot middernacht in de kliniek te vinden. Dan keek hij toe wanneer artsen de dieren onderzochten en opereerden en overlegde met hen over de diagnoses.

Ook stak de dierenarts in de dop zelf de handen uit de mouwen. Hoewel hij de scalpel niet zelf ter hand mocht nemen, voerde hij wel andere taken uit zoals het opnemen van lichaamstemperatuur, meten van de bloeddruk en assisteren bij het toedienen van medicatie “Gaaf om ‘in het echt’ aan de slag te zijn.”

Hoewel de artsen veel dieren konden genezen, lieten ze ook wel eens een inslapen. Dat klinkt triest, maar euthanasie is volgens Marc juist één van de mooiste aspecten van het dierenartsberoep. “Als je een dier met een pijnlijk toekomstperspectief uit zijn lijden verlost, help je hem enorm.”

Na zijn meeloopweek in de kliniek had Marc de smaak te pakken. Hij organiseerde opnieuw een stage, in het aquarium van Vancouver. “Opeens werkte ik niet meer tussen honden en katten, maar tussen vissen.” Over zwemmende wezens had hij nog weinig geleerd tijdens zijn studie. “Nu mocht ik dode vissen opensnijden.”

Het werk was zelfs letterlijk een sprong in het diepe. In het aquarium werd een aangespoelde zwartzwaardwalvis opgevangen en was zodanig verzwakt dat hij zijn spuitgat waarmee hij ademt, niet boven water kon houden. Dag en nacht zwommen verzorgers, onder wie Marc, om het beest heen. “Een bijzondere ervaring om zo’n gigantisch dier te ondersteunen.” Journalisten vereeuwigden het unieke moment en Marc zag zichzelf later terug in een tv-item.

Maanden later kijkt de student tevreden terug, want het werk was niet altijd simpel. “Maar wel leerzaam. Studenten vinden het vaak eng om in de praktijk te oefenen, maar ik denk dat je juist fouten moet maken tijdens je studie. Als je eenmaal je diploma haalt, ben je een betere dierenarts.”


Op pad met de hond

Wie toch liever met kerngezonde dieren werkt, kan kiezen voor de bijbaan van Nikki. De studente laat honden uit voor mensen die daar zelf geen tijd voor hebben. Die benaderen haar via haar profiel op een online platform waar hondenuitlaters hun diensten aanbieden. De prijs bedenken de uitlaters zelf; Nikki ‘kost’ een tientje per wandeling.

De baasjes krijgen waar voor hun geld. Want hoewel de viervoetervriendin soms maar een halfuurtje loopt, zijn er ook dagen dat ze zo’n vijf tot acht kilometer wandelt en pas na twee uur terugkeert. “Dat gun ik een hond die de hele dag alleen thuis is.”

Toegegeven, Nikki komt tijdens de wandelingen geen exotische aandoeningen tegen en zwemt niet met walvissen. Maar saai is haar bijbaan allerminst, zegt ze. Het is ontspannend, sportief en bovendien fleurt ze op van de aanwezigheid van zo’n kwispelend beest. “Honden zijn vrolijk en dat werkt aanstekelijk.”

Bovendien is het handig dat de wandelingen Nikki dwingen om de deur uit te gaan nu ze haar bachelorscriptie aan het schrijven is. Al met al dus een win-win situatie: Nikki neemt een betaalde studiepauze en de hond heeft een topdag.


Echo’s en röntgenfoto’s

Zoveel daglicht als Nikki tijdens haar bijbaan ziet, zo donker was de werkomgeving van Iris haar betaalde bijbaan in het tussenjaar voor haar master. Binnen haar functie op de Radiologieafdeling van de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht haalde ze dieren op uit de wachtkamer, hield ze vast voor de röntgenfoto of de echo en bracht ze weer terug naar hun baasjes.

Het werk klinkt misschien eentonig, maar Iris vermaakte zich juist kostelijk. Het ene moment probeerde ze een nerveus, 600 kilo wegend paard stil te laten staan voor de foto, het andere deed ze haar best om een poezenpootje vast te pakken met de stugge handschoenen van het loodpak dat ze droeg ter bescherming van röntgenstraling. Lastig, maar een goede oefening. “Van een studieboek leer je die handelingen niet.”

Vaak schrok Nikki van wat ze aantrof op röntgenfoto’s. Er werd bijvoorbeeld eens een hond binnengebracht voor een keuring van zijn ellebogen, knieën en heupen. Toch was het zijn buik die de aandacht trok op de röntgenfoto’s: daarin dobberde een handvol schroeven rond.

De baasjes losten het mysterie op. Zij zaten in een verbouwing en de hond had waarschijnlijk een lekker hapje gezien in het rondslingerend ijzer. De hond poepte de schroeven weer uit, maar “we hebben zijn baasjes toch geadviseerd in het vervolg beter op te ruimen.”

Niet alleen de foto’s, maar ook het gedrag van de dieren fascineerde Iris. Ze ontdekte dat puppy’s op de echotafel aanvankelijk ijselijk krijsten en jankten, maar middenin een schreeuw vaak als een blok in slaap vielen. Schattig, vond de student: “Dan heeft een dier alles gegeven en zijn ze opeens knock-out.”

Advertentie