‘Laat Evangelische Hogeschool zijn naam behouden’
De Evangelische Hogeschool dreigt haar naam te moeten veranderen, omdat zij geen hbo-opleidingen aanbiedt. De ChristenUnie wil daar een stokje voor steken en pleit voor een uitzondering.
Morgen praat de Tweede Kamer over een wetsvoorstel dat de benamingen ‘hogeschool’ en ‘universiteit’ moet beschermen. Alleen als ze erkende hbo- of wo-opleidingen aanbieden, mogen onderwijsinstellingen die benamingen nog gebruiken.
Maar de Evangelische Hogeschool heeft geen erkende hbo-opleidingen meer in huis. Het instituut biedt een tussenjaar voor christelijke jongeren voordat ze naar het hoger onderwijs gaan. De EH is volgens de ChristenUnie “al meer dan veertig jaar een begrip in christelijk Nederland”.
Uitzondering
Het wetsvoorstel maakt een uitzondering voor ingeburgerde namen als volksuniversiteit en volkshogeschool. Ook de Universiteit van Nederland, die slechts opnames van colleges online zet, hoeft niet te vrezen. Zo’n uitzondering zou er ook voor de Evangelische Hogeschool moeten komen, vindt CU-Kamerlid Eppo Bruins.
Zijn voorstel is kansrijk, want de Evangelische Hogeschool is bepaald niet het mikpunt van het wetsvoorstel. De nieuwe wet is vooral bedoeld om te kunnen optreden tegen opruiende of malafide onderwijsinstellingen. Minister Bussemaker denkt daarbij vooral aan de Islamitische Universiteit Rotterdam.
Omstreden
In het wetsvoorstel staat dat universiteiten en hogescholen het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef bij studenten moeten aanwakkeren. De uitspraken van de omstreden rector van de Islamitische Universiteit, over onder meer homo’s en Koerden, doen dat volgens minister Bussemaker niet en zouden straks reden kunnen zijn om de benaming universiteit af te nemen.
Overigens hadden enkele fracties dit voorjaar hun bedenkingen, waaronder regeringspartij PvdA. Hoe verwerpelijk die uitspraken van de IUR-rector ook zijn, is het verstandig om de minister te laten oordelen over zulke kwesties? Minister Bussemaker probeerde de kritiek te weerleggen: een onderwijsinstelling kan in beroep gaan tegen haar beslissing, zodat het uiteindelijke oordeel altijd aan de rechter is.