‘Wetenschappers zijn te braaf’
Universitair docent Eelco Runia veroorzaakte twee weken terug veel ophef, toen hij in NRC Handelsblad uitlegde waarom hij zijn “riante baan” aan de Rijksuniversiteit Groningen had opgezegd. Hij hekelde onder meer het marktdenken aan zijn universiteit, waar output volgens hem belangrijker is geworden dan kwaliteit.
Herkenbaar voor velen die aan een universiteit werken, zegt Vawo-voorzitter Marijtje Jongsma: "de bedrijfscultuur is gebaseerd op wantrouwen, wat leidt tot controledrift en protocolitis. Maar toch blijven de meeste wetenschappers braaf hun administratieve taken uitvoeren."
Is de werkdruk echt zo hoog? Volgens een recent rapport van de KNAW is de balans tussen werk en privé juist gunstig, vergeleken met het buitenland.
“Dat rapport heb ik ook gelezen, maar die gunstige verhouding tussen werk en privé geldt denk ik vooral voor de (buitenlandse) fulltime onderzoekers: die hoeven amper college te geven en kunnen zich focussen op hun onderzoek.
Maar de gemiddelde huis-tuin-en-keukenwetenschapper moet zich bekommeren om het complete pakket van onderwijs, onderzoek en administratie. Denk aan vergaderingen, het bijhouden van de digitale leeromgeving en het invullen van formulieren bij tentamens en cursusevaluaties.”
Los je dat op door universiteiten meer geld te geven om, bijvoorbeeld, extra docenten aan te stellen?
“Dat zou natuurlijk ideaal zijn, al pleit ik niet perse voor meer geld. Als er vanuit de maatschappij een beperkt budget is, so be it. Maar het ministerie van OCW moet wel zorgen voor een realistische verhouding tussen budget en taakstelling. Er wordt nu heel veel van docenten gevraagd – bijvoorbeeld het uploaden en bijhouden van allerlei lijsten die niemand ooit nog leest – maar dat gaat ten koste van onderzoek en onderwijs.”
Zouden wetenschappers dan niet eens met hun vuist op tafel moeten slaan en zeggen: we laten al die administratieve rompslomp gewoon links liggen?
“Zo simpel ligt het helaas niet. Het doet denken aan de kikker in koud water dat langzaam aan de kook werd gebracht: hij bleef zitten. De administratiedruk is heel geleidelijk verhoogd, en daar kom je dan niet zo makkelijk meer onderuit.
Daarnaast zijn academici ambitieus en willen ze hogerop, waarvoor een bepaalde mate van conformering nodig is. En wetenschappers zijn sowieso al niet geneigd om in opstand te komen, omdat ze zo veel van hun werk houden.”
Kan de vakbond dan niet voor hen opkomen?
“Zeker, maar jammer genoeg lopen de ledenaantallen bij vakbonden al jaren terug, ook bij ons, waardoor de slagkracht afneemt. Academici zijn individueel ingesteld en heel moeilijk als groep te mobiliseren, terwijl er wel een grote behoefte bestaat om iets aan de misstanden te doen. Er is de laatste tijd wel iets gaande, met bijvoorbeeld #WOinactie, ingezonden brieven en symposia, maar zo’n discussie waait meestal snel weer over.”
“Velen hebben een negatief beeld van de vakbond, en dat steekt me. Wij zorgen namelijk wel voor belangrijke cao-afspraken, zoals het begrenzen van het aantal tijdelijke aanstellingen. Mensen willen wel graag profiteren van zulke voordelen, maar identificeren zich niet met de vakbond. Dat vind ik jammer.
"Een hoogleraar heeft ooit geopperd: laat medewerkers niet de keus óf ze lid worden van een vakbond, maar van wélke. Dat gaat misschien wat ver, want ik ben niet zo van de verplichtingen, maar het zou goed zijn als werknemers beseffen dat het op deze manier de verkeerde kant opgaat.”