‘Nog steeds te veel blikvernauwing bij masters’
Na de recente opfrisbeurt van de Utrechtse masterstudies blijft er toch nog veel te wensen over. Veel opleidingen laten studenten nog te weinig over de grenzen van hun eigen vakgebied kijken en bereiden studenten onvoldoende voor op een internationaliserende arbeidsmarkt.
De Utrechtse masters zijn de afgelopen twee jaar op initiatief van het universiteitsbestuur behoorlijk op de schop genomen. Hoewel dat zeker heeft geleid tot betere en aantrekkelijkere programma’s, zijn een aantal universitaire ambities nog niet overal waargemaakt.
Dat schrijft de commissie die het universiteitsbestuur adviseerde bij de certificering van de nieuwe masterprogramma’s in een terugblik. De adviescommissie, die onder leiding stond van universiteitshoogleraar Frits van Oostrom, stelt dat veel opleidingen nog te veel naar binnen zijn gekeerd. Studies zijn vaak weinig interdisciplinair en betrekken het werkveld onvoldoende bij het studieprogramma.
De commissie Van Oostrom constateert dan ook dat er nog geen overtuigend antwoord is gevonden op de “negatieve handelsbalans” van de UU die laat zien dat er meer bachelorstudenten uitstromen dan dat er masterstudenten instromen.
Studenten niet blij met 'schotten' tussen opleidingen
Het meest uitgesproken is de commissie over de gebrekkige mogelijkheden voor studenten om vakken bij andere opleidingen en faculteiten te volgen. Het begrip ‘interdisciplinariteit’ zou aan inflatie onderhevig zijn: “Samenwerking tussen de eigen subdisciplines wordt al als interdisciplinair gekarakteriseerd.”
De commissie concludeert dat de universitaire structuren voor schotten tussen opleidingen zorgen. Geen goede zaak, vindt zij, want studenten zijn hier niet mee gediend.
Studenten krijgen bovendien een te beperkt beroepenperspectief voorgeschoteld. Opleidingen kijken vaak niet verder dan het eigen expertisegebied, terwijl afgestudeerden vaak op heel andere plekken terechtkomen. “De bredere positionering van het vakgebied in de samenleving krijgt weinig aandacht”, meent de commissie-Van Oostrom.
De commissie pleit ervoor om studenten beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt die steeds onzekerder en internationaler zal zijn. Studenten moeten onder meer leren zich in een internationale of interculturele omgeving te handhaven.
Alleen de hoogleraar zelf vindt master uniek
Ook wat marketing betreft zouden opleidingen de deuren wel wat verder mogen opengooien. Slechts weinig masters hebben studenten en potentiële werkgevers gevraagd om input gedurende de vernieuwingsoperatie. Namen zijn in sommige gevallen nog steeds lang en toelatingscriteria te nauw geformuleerd, “als ware het een doorstroommaster”.
Ook trachten vrijwel alle masters studenten te werven op basis van de inhoud van het programma. De commissie betwijfelt of dat aanslaat. “Ondanks de vele mooie woorden hierover in de voorstellen lijkt het aanbod toch vooral uniek vanuit het perspectief van de gespecialiseerde hoogleraar.” De commissie wijst erop dat studies zich ook zouden kunnen onderscheiden op basis van kleinschaligheid, onderwijsvisie of stage- en uitwisselingscontacten.
De commissie noemt het tenslotte zorgelijk dat lage oordelen in de Nationale Studenten Enquête of de Keuzegids vaak geen aanleiding geven tot actie. Dit terwijl positieve oordelen wel monter gemeld worden. “Besturen moet geen harakiri zijn, maar het mag ook geen goednieuwshow worden.”
De moeizame discussie over instroomcijfers
Van Oostrom hoopt dat de nieuwe Dean of Graduate Studies Marijk van der Wende de komende jaren werk maakt van de aanbevelingen van zijn commissie. Voor de bespreking in de U-raad werd de nota waarin hij terugkijkt op de mastervernieuwing daarom gekoppeld aan de graduate agenda, het werkprogramma van Van der Wende.
Van der Wende moet ook een uitweg vinden uit de discussies over minimale instroomcijfers en doelmatigheid van programma’s. Hoewel de universiteit aanvankelijk stelde alle programma’s met een instroom van minder dan twintig te willen elimineren, haalt nog steeds ongeveer de helft van de opleidingen dat aantal niet.
In een interview met DUB stelt Van der Wende dat het belangrijker is dat cursussen vol zitten dan dat programma's vol zitten. Die aanpak moet er ook toe leiden dat opleidingen zich gaan openstellen voor studenten van andere studies: meer interdisciplinariteit dus.