Academische vrijheid is niet altijd een gegeven
Deze verklaring (pdf) werd opgesteld door de Association of Human Rights (AHRI), een netwerk van instituten op het gebied van mensenrechten, die op de Universiteit Utrecht bijeenkwam voor haar jaarlijkse congres. De verklaring onderstreept dat de intimidatie en onderdrukking van wetenschappers, docenten en studenten mensenrechten schendt. Collega-wetenschappers en overheden worden in de verklaring opgeroepen hier duidelijk stelling tegen te nemen.
Antoine Buyse, hoogleraar en directeur van het Utrechtse Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten (SIM), was bij de conferentie aanwezig. “De recente gebeurtenissen in Turkije en Rusland zijn een aanleiding geweest voor het opstellen van deze verklaring. Maar er zijn nog veel meer landen waar academici ontslagen worden, strafrechtelijk vervolgd of erger.” Volgens Buyse komt hierdoor de wetenschap onder druk te staan.
Mensenrechten in het geding
De AHRI wil met de verklaring haar solidariteit tonen met internationale collega’s die met bedreiging en intimidatie te maken hebben. “Deze collega’s hebben ons gevraagd publiekelijk onze steun uit te spreken. Academische vrijheid is immers een mensenrecht, net als het recht op onderwijs. Beide komen nu in het geding”, aldus Buyse.
Bij het congres waren ook wetenschappers aanwezig die zelf te maken hebben met intimidatie of politieke druk. “In delen van Latijns-Amerika is het vakgebied mensenrechten lastig. Collega’s wordt vaker het werken onmogelijk gemaakt. Dan kun je enerzijds denken aan directe bedreigingen maar ook aan een indirecte aanpak. Dan wordt bijvoorbeeld de geldkraan voor een universiteit of voor een bepaald onderzoek dichtgedraaid.”
Het opstellen van de verklaring was niet gepland en kwam spontaan tijdens de conferentie tot stand, vertelt Buyse. “Vorig jaar vond het congres in Belgrado plaats en stelden we een verklaring op omtrent de vluchtelingencrisis. Dat internationale collega’s ons nu vroegen om onze solidariteit uit te spreken, vonden we zo belangrijk dat we tijdens de conferentie deze verklaring ter plekke hebben opgesteld en aangenomen.”