Landelijke afspraken in sectorplannen

Alvast 60 miljoen verdeeld voor samenwerking universiteiten

Minister Dijkgraaf met de adviserende Nationale Commissie Sectorplannen
Minister Robbert Dijkgraaf met de adviserende Nationale Commissie Sectorplannen in september. Foto: Twitteraccount Robbert Dijkgraaf

Het idee achter ‘sectorplannen’ is dat het onderwijs en onderzoek efficiënter kan als de instellingen onderling goede afspraken maken. Zoals Dijkgraaf het uitdrukt: “Niet iedereen moet alles willen doen.”

Bovendien kan het kabinet voorwaarden stellen, zoals vaste contracten voor wetenschappers. Voor deze sectorplannen heeft het kabinet 200 miljoen euro per jaar in het vooruitzicht gesteld. Dit jaar komt er alvast 60 miljoen.

Het geld gaat naar vier domeinen: techniek, bètawetenschappen, medische wetenschappen en ten slotte de sociale wetenschappen samen met de geesteswetenschappen. Daarbinnen zijn er allerlei disciplines en thema’s.

Thema’s
In de techniek gaat er bijvoorbeeld geld naar energie en duurzaamheid, maar ook naar ‘veiligheid’. Binnen de bètawetenschappen hebben onder meer biologie en astronomie ieder een eigen plan. De medische wetenschappen krijgen geld voor datagedreven innovatie, preventie en de vertaling van fundamenteel onderzoek naar praktische toepassingen.

De maatschappij- en gedragswetenschappen plus de geesteswetenschappen tellen nog meer thema’s. Ze storten zich op allerlei onderwerpen, zoals de veerkracht van de jeugd, diversiteit, onderwijs, cultureel erfgoed en talen.

Dat gebeurt bovendien bij veertien universiteiten met diverse faculteiten, dus wordt de 60 miljoen opgesplitst in soms kleine bedragen. Er is bijvoorbeeld 1,5 miljoen euro beschikbaar voor talen & culturen. Daarbinnen is het hoogste bedrag voor de Universiteit van Amsterdam: 304.000 euro. De Universiteit Maastricht ontvangt 39.000 euro. En het kan nog kleiner: de faculteit godsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen krijgt 13.000 euro voor het thema ‘communicatie, informatie en sociale ongelijkheid’.

Prestaties
De commissie die de minister adviseert over de sectorplannen, heeft nog wel wat opmerkingen. Hoe weet je bijvoorbeeld of ze vruchten afwerpen? De universiteiten hebben nog niet goed uitgewerkt hoe ze hun prestaties gaan meten, staat in het advies aan minister Dijkgraaf.

Ook zijn er nog andere onderzoeksprogramma’s, zoals de Nationale Wetenschapsagenda, het kennis- en innovatieconvenant en het Nationaal Groeifonds. Daar moeten de sectorplannen eigenlijk wat beter bij aansluiten.

Verder is de koppeling tussen onderzoek en onderwijs een punt van aandacht voor de komende maanden, als de plannen nader worden uitgewerkt. Vooral in de techniek kan dat beter, meent de commissie.

Kritiek
De extra investeringen van het kabinet in de wetenschap kunnen over het algemeen op waardering rekenen, maar er is ook kritiek op de verdeling van het geld. Op Twitter waarschuwt bijvoorbeeld hoogleraar Koreastudies Remco Breuker, een van de drijvende krachten achter protestbeweging WOinActie, dat er allemaal nieuwe onderwerpen in de plannen staan die nieuw beleid vereisen. “Ik had toch echt graag een onglamoureuze investering in wat er al is gezien en geen hete lucht over samenwerking en zo.”

Ook Saskia Bonjour, lid van de Jonge Akademie, plaatst nog vraagtekens. De universiteiten kunnen meer universitair docenten in dienst nemen en dat zou de werkdruk moeten verlichten. “Dat klinkt goed, vind ik. Hoe dat geld in de praktijk verdeeld moet worden – geen idee. Het was nogal aardig geweest als het veld betrokken was bij het vaststellen van die thema’s en prioriteiten.”

Advertentie