Analyse: hoger onderwijs moet bloeden voor buitenlandse studenten

Foto: Maarten van den Haak

Afgelopen voorjaar werd bekend dat het ministerie van Onderwijs een flink tekort op zijn begroting had. Het zou in 2018 maar liefst 244 miljoen euro moeten bezuinigen en daarna meer dan vierhonderd miljoen euro. Wat ging er mis?

Opvallend genoeg kwam die vraag nauwelijks aan de orde in het debat over de bezuinigingen. De vier regeringspartijen en minister Van Engelshoven hebben het tekort teruggesnoeid tot 183 miljoen euro. Er was nu eenmaal een “lijk uit de kast” gevallen, zeggen ze. 

Groot succes
Maar kun je dat inderdaad zeggen dat er een ‘lijk’ in de kast zat? Je zou ook kunnen aanvoeren dat heel Nederland straks de vruchten plukt van buitengewoon succesvol beleid in het hoger onderwijs. Geen lijk in de kast, maar een investering.

De financiële problemen worden “voornamelijk” veroorzaakt door “hogere leerling- en studentenaantallen dan geraamd”, staat in de begroting die op Prinsjesdag is gepresenteerd. In het hoger onderwijs gaat het om buitenlandse wo-studenten, is de uitleg.

En dat is opvallend. Zijn die opeens een probleem? Jarenlang heeft de overheid internationalisering van het hoger onderwijs aangeprezen en universiteiten hebben goed geluisterd: ze trekken inderdaad steeds meer buitenlandse studenten. Make it in The Netherlands, is de slogan.

En jawel, dat loopt in de papieren. Voor studenten uit Europese landen betaalt het ministerie hetzelfde als voor Nederlandse studenten, dus meer buitenlandse studenten betekent hogere uitgaven. Alleen als ze bijvoorbeeld uit China komen, betalen ze hun studiekosten helemaal zelf.

Argusogen
De politiek keek er in het verleden met argusogen naar: waarom zou Nederland de studiekosten van buitenlandse studenten moeten dragen? De PVV vindt dat nog steeds gek. Misschien moet de Universiteit Maastricht maar sluiten nu die meer buitenlandse dan Nederlandse studenten trekt, opperde Kamerlid Harm Beertema in het debat over de onderwijsbegroting.

Maar die extra uitgaven gaat Nederland dubbel en dwars terugverdienen, bleek vijf jaar geleden uit een berekening van het CPB. Het sommetje betekende een kentering in de politiek, vooral omdat regeringspartij VVD toen zijn scepsis helemaal afwierp. Het devies werd: hoe meer buitenlandse studenten, hoe beter voor de schatkist.

Die buitenlandse studenten zijn dus goed voor Nederland – ze zouden op termijn 1,6 miljard euro opleveren – maar ze zorgen wel voor een gat op de OCW-begroting. Het onderwijs – dus ook de student van Nederlandse afkomst – moet er nu voor opdraaien.

Dempen
De regeringspartijen geven OCW nu extra geld en zeggen erbij: "Dit is voor het hogere aantal studenten", maar ze hebben daardoor geen geld meer over om de rest van het financiële gat te dempen. Er spelen op de problemen namelijk nog meer problemen dan de groei van het aantal studenten.

Dat bleek ook wel toen minister Van Engelshoven moest uitleggen hoe ze wilde bezuinigen. Ze wil het liefst in randzaken snijden. "Dat gaat ergens pijn doen”, zei ze tijdens het begrotingsdebat. Als voorbeeld noemde ze een doelmatigheidskorting die zal neerslaan op alle onderwijssectoren. “Soms kunnen we in het onderwijs door de bestuurlijke bomen het bos nog maar moeilijk zien. Ik hoop dat er bij het invullen van een doelmatigheidskorting winst te boeken is door te kappen in het woud van overleggen."

Maar dat zal niet alles kunnen oplossen, weet zij ook. “Het zal het gat hoogstens verkleinen en niet volledig kunnen vullen.” Een gat dat dus deels ontstaan is door buitengewoon succesvol beleid. De wervingscampagne onder jongeren in het buitenland draait lekker.

Vlag uit?
De spannende vraag is natuurlijk wat er gebeurt als er volgend jaar wéér meer buitenlandse studenten naar de universiteiten komen dan gedacht. Is dat dan een ‘tegenvaller’ of mag de vlag uit? En moet het hoger onderwijs dan bloeden terwijl de hele samenleving ervan profiteert of legt bijvoorbeeld het ministerie van Economische Zaken geld bij?

Advertentie