Bètadecaan Gerrit van Meer vertrekt
Van Meer was zeven jaar decaan van de faculteit Bètawetenschappen. Zijn bestuur presenteerde onlangs een nieuw strategisch plan voor de periode 2017-2021, volgens Van Meer (64) een goed moment om op te stappen. In zijn mail schrijft Van Meer: “Ik wil graag het stokje doorgeven aan een nieuwe decaan die met een frisse blik de ontwikkelingen in onderwijs en onderzoek kan begeleiden.”
Na Werner Raub van Sociale Wetenschappen is Van Meer de tweede decaan die dit najaar vertrekt. De bètafaculteit gaat de komende maanden op zoek naar een opvolger.
Een pijnlijk proces
Gerrit van Meer promoveerde in 1981 in Utrecht. Na onderzoekswerk in Heidelberg en Utrecht, en een hoogleraarschap celbiologie in Amsterdam, kwam hij in 2001 als hoogleraar biochemie weer bij de universiteit Utrecht in dienst. In 2010 werd hij Hoofd Departement Scheikunde en in 2011 decaan van de faculteit Bètawetenschappen.
Het decanaat van Van Meer kende – in zijn eigen woorden – “een roerig begin”. Hij stapte in op een moment dat de faculteit voor een immense bezuinigingsopdracht stond. In een convenant met het college van bestuur was sprake van een kostenreductie van 15 procent, meer dan 15 miljoen per jaar. Zo’n 100 banen moesten verdwijnen. Van Meer stelde daarop een nieuw profiel op voor de faculteit dat uiteindelijk onder meer leidde tot het vertrek van de sterrenkunde uit Utrecht. “Een pijnlijk proces”, zo bestempelde hij de ingrepen destijds in DUB.
Van Meer slaagde er de afgelopen jaren in de faculteit in rustiger vaarwater te brengen, al bleef hij bij herhaling wijzen op de financiële krapte bij de bèta’s.
De scheidend decaan, die als hoogleraar verbonden blijft aan de UU, draagt ook enkele persoonlijke overwegingen aan voor zijn terugtreden. "Ik heb met veel plezier en overtuiging mijn werk als decaan gedaan. Maar het vraagt wel wat van je, ook van je privéleven."