'Bungelcriterium' biedt uitkomst in discussie over instroommomenten

Na maanden van discussie is de strijd om het aantal startmomenten van Utrechtse masteropleidingen beslecht. Opleidingen behouden het recht om in september én februari studenten toe te laten. In het laatste geval moeten ze wel voldoen aan het 'bungelcriterium'.

De patstelling over het aantal instroommomenten van Utrechtse masteropleidingen leidde tot de afgelopen maanden tot eindeloos gesoebat.  

Het universiteitsbestuur wilde graag één instroommoment in september om het 'communitygevoel' binnen studies te versterken. Bovendien is het goedkoper om één programma te draaien en zijn bachelorstudenten eerder geneigd op tijd af te studeren als ze in september klaar moeten zijn.

Leden van de universiteitsraad waren bang dat studenten op kosten worden gejaagd als zij om deze reden studievertraging oplopen. Bovendien zouden veel masterstudenten hun toevlucht mogelijk elders gaan zoeken.

Veel masteropleidingen van de UU bieden momenteel een tweede instroommoment aan. Ongeveer 18 procent van de studenten maakt gebruik van die optie en start halverwege het studiejaar aan een masteropleiding, blijkt uit cijfers (pdf) die onlangs aan de universiteitsraad werden verstrekt. 

Tijdens de universiteitsraadsvergadering maandag moest de discussie over meerdere instroommomenten worden afgerond. Wat zou de precieze formulering worden in de zogenoemde onderwijsrichtlijn? In die richtlijn staan de universitaire uitgangspunten waar alle Utrechtse opleidingen zich aan moeten houden bij de inrichting van hun onderwijs. Vanwege de vernieuwing van het Utrechtse masteraanbod moeten deze uitgangspunten worden aangepast.

Het universiteitsbestuur wilde graag opnemen dat niet twee, maar één instroommoment de norm is in Utrecht. Daar mochten opleidingen dan met goede argumenten vanaf wijken. Universiteitsraadsleden waren daar niet blij mee. In de vergadering stelden zij dat opleidingen naar hun zin te veel onder druk werden gezet om het tweede instroommoment te schrappen. Zij eisten dat de voorgestelde passage uit de richtlijn werd gehaald. Zo niet, dan zouden ze niet instemmen met de vernieuwde tekst.

Rector Bert van der Zwaan kon weinig waardering opbrengen voor de handelswijze van de raad. “We zijn hier gewend te praten op basis van argumenten, niet op basis van macht. Ik hoop niet dat we hiermee iets introduceren dat we niet zouden moeten willen.”

Toch wilde Van der Zwaan wel een gebaar maken. Hij stelde een formulering voor waarin opleidingen mogen kiezen tussen één of twee instroommomenten. Daarbij zou wel een voorbehoud moeten gelden. Als opleidingen ervoor kiezen dat ze februari-starters toelaten, dan moeten ze bewijzen dat die een volwaardige opleiding krijgen binnen een groep studenten die gelijktijdig met hen start. Het mag in ieder geval niet gaan om aanschuifonderwijs, waarbij studenten er maar wat bijbungelen. In de vergadering werd de laatste toevoeging onmiddellijk omgedoopt tot 'het bungelcriterium'.

Deze handreiking van Van der Zwaan bleek uiteindelijk acceptabel voor de leden van de universiteitsraad. Zij gingen daarna akkoord met de aanpassing van de richtlijn.

Advertentie