Bussemaker: juist goed dat hoogleraar bijklust
Minister Bussemaker juicht nauwe banden tussen universiteiten en het bedrijfsleven toe. Dat antwoordt ze op vragen van de Socialistische Partij, die voor de onafhankelijkheid van de wetenschap vreest.
Ruim tachtig procent van de hoogleraren heeft één of meer nevenfuncties en dat betekent dat universiteiten “midden in de samenleving staan”. Minister Bussemaker juicht het toe, schrijft ze twee keer. Sterker nog, de wetenschap zou nog meer oog moeten krijgen voor maatschappelijke uitdagingen en vaker moeten samenwerken met private en publieke partijen.
De SP vuurde kritische vragen op haar af, na een artikel van de Groene Amsterdammer over de nevenfuncties van hoogleraren, en dan met name bijzonder hoogleraren. De onafhankelijkheid van de wetenschap was in het geding, suggereerde het blad. Bovendien zou dat slecht zichtbaar zijn: een op de drie nevenfuncties zou niet op de websites van universiteiten worden vermeld.
Maar Bussemaker ziet nauwelijks problemen. Universiteiten noteren volgens haar alleen relevante nevenfuncties. Nevenfuncties in de privésfeer hoeven de hoogleraren met het oog op hun privacy niet te vermelden.
Dus staan nagenoeg alle relevante nevenfuncties van hoogleraren online, zegt ze op gezag van universiteitenvereniging VSNU. Althans, negentig procent van de professoren heeft eventuele nevenfuncties doorgegeven.
Er is hooguit een probleem met bijzonder hoogleraren. Daarvan is de registratie bij de ene universiteit beter op orde dan bij de andere. Er zijn hoogleraren die allereerst bij een bedrijf of organisatie werken en die juist het hoogleraarschap als nevenfunctie zien. Dat zouden ze dan wel moeten vermelden op de webpagina van hun universiteit, meent Bussemaker.
Maar ze neemt afstand van de term ‘gekochte leerstoel’, voor een professoraat dat betaald wordt door een externe partij. Niet alleen bedrijven sponsoren leerstoelen, dat doen niet-commerciële partijen ook: van het Wereldnatuurfonds tot het KNMI. Het kan allemaal, als de hoogleraren zich maar aan de gedragscode voor wetenschapsbeoefening houden.
En de honorair hoogleraar die lobbyist is voor de energiesector? Of de pensioenhoogleraar die zijn onderzoeksconclusies eerst voorlegt aan de Algemene Pensioen Groep? Bussemaker ontduikt de vraag. “Ik kan niet ingaan op individuele gevallen”, zegt ze. De universiteiten moeten zelf oordelen over de integriteit van hun hoogleraren.