Bussemaker moet prestatieafspraken voor de rechter verdedigen
Minister Bussemaker handelt in strijd met de wet, stelt de Hogeschool Leiden in een rechtszaak die het hoger onderwijs op zijn grondvesten kan doen schudden. De minister zou onderwijsinstellingen niet mogen afrekenen op prestatieafspraken.
Verschillende onderwijsinstellingen hebben geklaagd over de prestatieafspraken die ze moesten sluiten met het ministerie van OCW, maar alleen de Hogeschool Leiden is naar de rechter gestapt. De uitspraak komt waarschijnlijk nog deze maand.
De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de bekostiging van het hoger onderwijs. Als de hogeschool gelijk krijgt, staan ook de prestatieafspraken met andere onderwijsinstellingen op losse schroeven.
De onderwijsinstellingen hebben met het ministerie afspraken gemaakt over onder meer het aantal contacturen in het eerste studiejaar, het niveau van docenten, honoursprogramma’s en studiesucces. Ook moesten de onderwijsinstellingen hun eigen ‘profiel’ versterken. Een commissie beoordeelde hoe ambitieus en haalbaar de plannen waren. Hoe beter de beoordeling, hoe meer geld de onderwijsinstellingen ervoor zouden krijgen.
Bijna twee jaar geleden stelden twee hoogleraren rechtsgeleerdheid al dat de prestatieafspraken in het hoger onderwijs tegen artikel 23 van de Grondwet indruisen en dat toenmalig staatssecretaris Zijlstra eigenlijk een ambtsmisdrijf beging. Voorwaarden voor onderwijsbekostiging moeten namelijk in de wet staan en voor alle instellingen hetzelfde zijn. Ook de Raad van State uitte kritiek op de prestatieafspraken.
Uiteindelijk zijn de afspraken veranderd in een ‘experiment’. Dat biedt enige vrijheid om van de wet af te wijken. Als de prestatieafspraken het gewenste effect hebben, zouden ze alsnog wettelijk verankerd kunnen worden, is de gedachte.
De Hogeschool Leiden ziet de bui al hangen. Haar voorstel is zuinigjes gewaardeerd door de reviewcommissie, waardoor de hogeschool naar verhouding minder geld krijgt. Bovendien wordt het lastig om de prestatieafspraken te halen. Leiden zag het aantal studenten explosief groeien na de affaire met diplomafraude en slecht onderwijs bij de naburige Hogeschool Inholland. Doordat de bekostiging twee jaar achterloopt op studentenaantallen, zit de hogeschool krap bij kas.
Dus voert het betoog van de hogeschool langs twee lijnen. Ten eerste: de minister mag onderwijsinstellingen helemaal niet afrekenen op zoiets subjectiefs als waardering van ambities. Ten tweede: als ze dat toch doet, moet ze beter rekening houden met de omstandigheden waarin een onderwijsinstelling verkeert. Vanwege de hoge studentenaantallen zou er voor de Hogeschool Leiden een uitzondering moeten worden gemaakt op de regels. De situatie zou ‘uniek’ zijn.
Daar stelt de Staat tegenover dat alle onderwijsinstellingen volgens dezelfde criteria zijn beoordeeld. Ze hebben allemaal wel eens meer of minder studenten.
Verder staan de prestatieafspraken volgens de landsadvocaat los van de gewone bekostiging. Er is een speciaal potje voor de beloning van ambities en prestaties. De Hogeschool Leiden vindt dat een schijnredenering: de minister heeft het geld eerst uit de gewone bekostiging weggesneden en het daarna weer toegevoegd.