Bussemaker ziet verschil tussen coschappen en stage
De Tweede Kamer kan maar moeilijk accepteren dat coassistenten geen stagevergoeding krijgen. Waarom hebben studenten verpleegkunde hier wel recht op en studenten geneeskunde niet?
Het onderwerp houdt de gemoederen al enige tijd bezig. D66 en GroenLinks vroegen of minister Bussemaker van Onderwijs duidelijk kon maken wat nu precies het verschil is tussen een stage en een coschap.
Die lijken op elkaar, antwoordt Bussemaker vandaag in haar brief, maar ze ziet één groot verschil: stagiairs van de opleiding verpleegkunde moeten steeds zelfstandiger gaan werken naarmate ze verder komen in hun studie, terwijl coassistenten bij elk specialisme weer op nul beginnen.
Zowel de stage als het coschap is bedoeld om van te leren, maar wel op een andere manier. De aankomend artsen moeten hun klinische vaardigheden ontwikkelen in een ‘onderwijswerkvorm’: ze zijn in het ziekenhuis dus vooral aan het leren.
De verpleegkundigen in spe hebben al veel geleerd en moeten dat in hun latere studiejaren in de praktijk toepassen. Daarom is er steeds meer sprake van arbeid, zegt de minister.
Ze vindt het dus niet vreemd dat studenten verpleegkunde een stagevergoeding krijgen en coassistenten niet. Van artsen wordt zulke zelfstandigheid pas tijdens hun vervolgopleiding verwacht, als ze zich specialiseren. En dan krijgen ze wel degelijk salaris.
Eerder noemde Bussemakers partijgenoot en Tweede Kamerlid Asante het gemaakte onderscheid tussen coschappen en stages een beetje vreemd. “Je kunt ingewikkeld doen over de definitie van een stage, maar je maakt gebruik van de ogen, handen en voeten van studenten geneeskunde”, zei ze.
Maar zelf wilde Asante niet voor de coassistenten in de bres springen: het is volgens haar aan de werkgevers zelf, niet aan de overheid, om hier iets aan te doen.