D66: wantrouwen universiteiten elkaars bachelorniveau?
“Eigen student eerst”, spotte de Keuzegids afgelopen februari toen bleek dat universiteiten vaak andere eisen stellen aan studenten van hun eigen bacheloropleidingen dan aan studenten van andermans bacheloropleidingen.
Waarom is dat, vroeg D66 de minister. Speelt onzekerheid over de kwaliteit van andere bacheloropleidingen soms een rol? Dat moet ze eerst uitzoeken, antwoordt de minister, maar het bericht riep bij haar ook de nodige vragen op.
De Keuzegids kwam bovendien vorig jaar op een veel hoger aantal masteropleidingen uit die hun studenten selecteerden dan de Onderwijsinspectie afgelopen januari. Hoe kan dat, wilde D66 weten.
Dat heeft te maken met een verschil in definitie, antwoordde Bussemaker. De inspectie vindt dat er pas sprake is van selectie wanneer aan alle studenten (zowel die van de eigen universiteit als die van buiten) toelatingseisen worden gesteld. Zijn die eisen alleen bedoeld voor studenten van een niet-verwante opleiding, dan geldt zo’n opleiding als ‘niet-selectief’. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een bachelorstudent biomedische wetenschappen die graag een masteropleiding geschiedenis wil doen.
Zo’n student moet dan bijvoorbeeld een toets afleggen om aan te tonen dat hij de vereiste kennis heeft. En dat is niet gek, vindt de minister: “In het licht van toenemende studentenmobiliteit en internationale belangstelling, is deze controle onontkoombaar en nodig om de kwaliteit van de master te waarborgen”, schrijft ze.
Maar kun je dergelijke opleidingen dan wel niet-selectief noemen? Daar laat de minister zich niet expliciet over uit, maar ze zegt wel te begrijpen dat bachelorstudenten met een andere vooropleiding dergelijke aanvullende eisen mogelijk wel als selectief ervaren.
Minister Bussemaker is momenteel in gesprek met studentenorganisaties en universiteiten. In een reactie op het definitieve rapport van de inspectie zal ze nader op dit onderwerp ingaan.