De Jonge Akademie: ‘Houd vliegende wetenschappers vaker aan de grond’
Een conferentie in Boston, een onderzoeksproject in Perth: nog niet zo lang geleden vlogen wetenschappers voor hun werk de hele wereld over. In de coronacrisis kwam daar een einde aan.
Als het aan De Jonge Akademie ligt, blijven wetenschappers ook in de toekomst vaker aan de grond. Dat schrijft het genootschap van jonge wetenschappers in zijn vandaag gepubliceerde onderzoeksrapport Hoogvliegers vliegen minder, over de ecologische voetafdruk van academisch vliegen.
Want wat blijkt: de invloed van al die reisjes op de totale CO2-uitstoot van universiteiten is groot. Schattingen van het aandeel lopen uiteen van 12 procent (Rijksuniversiteit Groningen) tot meer dan 27 procent (Erasmus Universiteit Rotterdam).
Geschat aandeel academisch vliegverkeer op totale CO2-uitstoot
RUG | TUD | UT | UU | UvA | WUR | EUR |
12.1% | 13.9% | 15.2% | 15.6% | 20% | 23% | 27.4% |
Cijfers overige universiteiten niet bekend. HOP, gegevens Jonge Akademie
Maar precieze getallen en vergelijkingen van de CO2-uitstoot ontbreken, omdat de meetmethoden per universiteit sterk verschillen. Ook het beleid dat universiteiten voeren om hun uitstoot door vliegen terug te dringen, is volgens de schrijvers nu nog “versnipperd, krachteloos en ineffectief”.
Aan de goede bedoelingen ligt het niet. Universiteiten hebben green offices opgericht en publiceren jaarlijks allerlei plannen en beleidsstukken over duurzaamheid. Er wordt ook wel degelijk vooruitgang geboekt. Zo nam de CO2-uitstoot van Wageningen University tussen 2010 en 2018 met bijna de helft af. Dit kwam vooral door de overstap op groene stroom. De Universiteit Utrecht zag haar CO2-uitstoot tussen 2014 en 2019 met 22 procent afnemen.
Waarom wil het met vliegen dan nog niet zo lukken? Die vraag stelden de rapportschrijvers aan beleidsmedewerkers en sustainability officers van negen universiteiten. Daar hoorde de Universiteit Utrecht overigens niet bij. Van de bezochte universiteiten gaf de helft van hen gaf aan over onvoldoende middelen te beschikken om een slag te maken. Daarnaast zetten de maatregelen die nu al wel gelden, volgens hen te weinig zoden aan de dijk.
Zo wordt de CO2-uitstoot voor vluchten nu vaak door universiteiten financieel ‘gecompenseerd’, bijvoorbeeld door te investeren in andere duurzame projecten. Het aantal vluchten wordt daar alleen niet minder van.
Sommige instellingen hanteren een verplichte ‘minimumafstand’. Een conferentie in Parijs? Dat kan ook met de trein. Maar die regels gelden dus niet voor intercontinentale vluchten, terwijl die de meeste vervuiling opleveren. De UU heeft er voor gekozen om medewerkers te stimuleren minder te vliegen en niet om dit te verplichten.
Wat ook meespeelt: voor veel wetenschappers is vliegen nu eenmaal ‘part of the job’. Het gaat niet eens zozeer om die conferenties zelf, legt een van de geïnterviewden uit, maar meer om met wie je allemaal kunt praten tussen de lezingen door. Vooral beginnende wetenschappers hebben daar baat bij.
Daarom bepleit De Jonge Akademie – naast duidelijk beleid en extra budget voor de green offices – ook een cultuuromslag. Wetenschappers moeten niet langer het gevoel hebben dat vliegen voordelig, of zelfs noodzakelijk is voor hun carrière. In de coronacrisis zijn digitale congressen, online netwerkborrels en videobesprekingen toch ook heel normaal, redeneren de rapportschrijvers.
Universiteiten moeten hun kans grijpen, stelt De Jonge Akademie, en juist nu investeren in goede alternatieven, zoals online conference rooms en webcams op alle kantoren. Andere suggesties variëren van (inter)universitaire reisbureaus tot speciale CO2-quota voor onderzoeksprojecten “om onderzoekers te dwingen te prioriteren”.
De Jonge Akademie presenteert de resultaten van het onderzoek vrijdag in een webinar.