Debat over de geesteswetenschappen: "we zijn niet zielig"

Foto: twitter.com/studentenbond.

Geesteswetenschappen zijn belangrijk voor de samenleving, maar daar zijn te weinig mensen van doordrongen. Geesteswetenschappers moeten zichzelf beter ‘verkopen’.

Ze kunnen uitstekend schrijven, spreken en analyseren en leveren een grote bijdrage aan de samenleving. Ze zouden dat alleen beter moeten uitdragen, meent Wijnand Mijnhardt, Utrechts hoogleraar vergelijkende geschiedenis en medeoprichter van ‘rebellenclub’ Science in Transition. “We zijn te veel met ons onderzoek bezig en luisteren te weinig naar de samenleving.”

Mijnhardt was maandag een van de sprekers tijdens het VSNU-café. Hij werd bijgevallen door Esther Crabbendam, student kunstgeschiedenis en Italiaans, die met een knipoog naar het techniekpact een alfapact heeft opgericht. “Er hangt een beetje een negatieve sfeer rond de geesteswetenschappen. Alfa’s zijn óók de toekomst en de opleidingen dragen dat zelf te weinig uit.” Universiteiten moeten zich volgens Crabbendam nadrukkelijker met hun geesteswetenschappen profileren en bedrijven en overheden zouden veel meer alfa-stages moeten aanbieden.

Letterkundige Frits van Oostrom, voorzitter van het regieorgaan geesteswetenschappen, waarschuwde wel dat een defensieve opstelling averechts kan werken: “We zijn niet zielig. Show, don’t tell!”

Toch begrijpt ook hij niet waarom werkgeversorganisatie VNO-NCW zo weinig belang hecht aan de geesteswetenschappen. “Zijn wij nu zo slim, of zijn zij nu zo dom?” Verwijzend naar de vele Europese onderzoeksbeurzen die geesteswetenschappers in de wacht slepen, vindt hij dat er best ook een topsector geesteswetenschappen had mogen komen.

Hij kreeg veel bijval voor zijn voorstel om de buiten het Duitse taalgebied vaak onbegrepen verzamelnaam geesteswetenschappen zo snel mogelijk te veranderen in humanities. “Die naam is veel wervender voor jonge mensen”.

Jan Veldhuis, voormalig collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht, merkte vanuit de zaal op dat de discussie meer moest gaan over de talenstudies, die bijna alle in crisis verkeren. Vorig jaar nog schrapte de Rijksuniversiteit Groningen de studies Noors, Deens, Fins en Hongaars, omdat die geen duidelijk maatschappelijk en economisch belang zouden hebben. “Dat is onzin, maar hier zit wel de echte crisis van de geesteswetenschappen. Het is een abces dat al meer dan dertig jaar voortwoekert en dat de geesteswetenschappen, die veel bloeiende onderdelen kennen, nodeloos besmet.”

Ook Van Oostrom maakt zich zorgen over de talenstudies en vindt het kwalijk dat Hongaarse studenten aan meerdere universiteiten Nederlands kunnen studeren, terwijl de Nederlandse opleiding Hongaars is opgeheven.

Bij de borrel na afloop van het debat stelde Veldhuis dat alleen onorthodoxe maatregelen de resterende talenstudies kunnen redden. Volgens hem moet de overheid de talenstudies apart financieren, ongeacht hun kleine studentenaantallen. En universiteiten moeten desnoods worden gedwongen om hun opleidingen onderling te verdelen. Op eigen kracht zijn ze daar nog niet in geslaagd.

Advertentie