Dienstraad maakt zich grote zorgen over onrust werkvloer ASC
De emoties binnen het Administratief Service Centrum (ASC) lopen soms hoog op in aanloop naar de reorganisatie waardoor 21 mensen met ontslag bedreigd zijn. De Dienstraad maakt zich grote zorgen over de onrust op de werkvloer.
Het broeit al enige tijd op de werkvloer van het ASC dat de financiële-, studenten- en salarisadministratie voor de UU verzorgt. Enkele maanden geleden stapte een groep van elf medewerkers naar de Dienstraad: zij maakten zich grote zorgen over de sfeer op de afdeling.
De medewerkers zitten al twee jaar in een zogeheten transitie nadat in 2014 werd aangekondigd dat het werk van het ASC verandert door verdergaande automatisering. In 2018 zouden functies verdwijnen en om gedwongen ontslag te voorkomen moesten werknemers in schaal 7 of lager zich door middel van scholing en begeleiding voorbereiden op ander werk binnen of buiten de UU. Behalve emoties nam in de afgelopen jaren ook de werkdruk toe voor de medewerkers. Begin april bleek dat een reorganisatie toch nodig is en dat het werk van 21 medewerkers gaat verdwijnen. Op dit moment werken er 88 mensen bij het ASC van wie 31 een functie hebben in de laagste schalen.
Ongewenst gedrag krijgt een rode kleur
Donderdag 14 april werd de evaluatie en de voorgenomen reorganisatie van het ASC besproken in de Dienstraad. Maar de raadsleden hadden vooral veel vragen over de onrust op de werkvloer.
De ASC’ers vertelden bijvoorbeeld dat ze worden aangesproken op hun gedrag. Zo is er sprake van rood, oranje, geel en groen gedrag. Groen gedrag is het ideale gedrag van een werknemer die met plezier zijn werk doet en optimistisch is. Wie rood gedrag vertoont, werkt niet mee aan een soepele transitie en verspreidt een negatieve sfeer. Levert rood gedrag, zo vroeg de Dienstraad aan directeur Rob Plattèl, een negatieve beoordeling op zoals zij hadden gehoord?
Wie opzettelijk een negatieve sfeer verspreidt, wordt daarop aangesproken, zegt Plattèl. Maar hij ontkent dat een kritische houding of rood gedrag leidt tot een negatieve beoordeling.
“Het gedrag van medewerkers is één van de vier zaken waarop wordt beoordeeld. De andere drie zijn de competenties, de manier waarop iemand zijn werk doet, het plan van aanpak voor de transitie en hoe je daarmee aan de slag bent gegaan. Als alleen je gedrag te wensen overlaat, krijg je niet een negatieve beoordeling voor je hele functioneren.” De ASC’ers maken zich hier extra druk om omdat twee negatieve beoordelingen ontslag tot gevolg kan hebben.
In totaal zijn zes mensen aangesproken op hun ‘rode’ gedrag, zegt de directeur. Drie hebben hun ‘onvoldoende’ weten om te zetten in een ‘voldoende’. Inmiddels, zegt hij, is er van rood gedrag nauwelijks meer sprake.
Dat medewerkers tegen de Dienstraad zeggen bang te zijn, vindt Plattèl heel erg, zegt hij desgevraagd tegen DUB. “Vanaf het begin hebben we juist proberen te zorgen voor een open aanspreekcultuur: iedereen mag zeggen wat hij wil. Emoties mogen. Wie daarvoor hulp zoekt, kan terecht bij het bedrijfsmaatschappelijk werk of de bedrijfsarts. Ook hebben sommige medewerkers de vertrouwenspersoon ingeschakeld of de vakbondsconsulent. Zij hebben bij verschillende gesprekken gezeten.”
Het beoordelen van gedrag stamt uit het begin van de transitie, legt Plattèl uit. "Collega's klaagden over het negatieve gedrag van sommige andere collega's. In een schema werd daarom verschillende type gedrag omschreven als wenselijk en minder wenselijk. Dit schema is toen gemaakt samen met een stuk of twintig collega's."
Is de transitie tot nog toe positief verlopen of niet?
Hoewel de Dienstraad haar twijfels blijft houden over de consequenties van ongewenst gedrag, wordt overgegaan naar de volgende vraag. Zo zette ze grote vraagtekens bij de positieve toon in de evaluatie van twee jaar transitie. Want hoe durft Plattèl deze succesvol te noemen als een reorganisatie toch nodig blijkt en uiteindelijk 21 mensen hun werk gaan verliezen? Dan heeft het traject om mensen naar ander werk te helpen, toch niet helemaal gewerkt, denkt de Dienstraad.
Dat een reorganisatie waarbij de functies van 21 mensen verdwijnen , nodig is, heeft volgens hem drie redenen. Zo heeft een enkeling zich onvoldoende ingezet om zich voor te bereiden op de toekomst en vindt hij dat de universiteit hem aan nieuw werk moet helpen. Een tweede reden is dat niet iedereen ondanks bijscholing aan het gewenste niveau van de toekomst kan voldoen. Tot slot blijken de veranderingen in de administratieve wereld sneller te gaan dan verwacht.
Toch houdt Plattèl vol dat de wijze om medewerkers naar ander werk te helpen, in zijn ogen tot nog toe een succes is. “Want inmiddels zijn 27 mensen doorgestroomd naar een hogere functie of hebben werk buiten het ASC of de UU gevonden. Daar mag ik toch enthousiast over zijn? Zonder deze transitie hadden wellicht veertig mensen ontslagen moeten worden."
De opheffing van het frontoffice
Extra onrust op de werkvloer werd veroorzaakt door de mededeling dat het frontoffice verdwijnt en daarmee het werk van vier mensen. Bij het frontoffice komen alle vragen binnen over de administratie van klanten. De medewerkers kregen vlak voor de bijeenkomst over de evaluatie van twee jaar transitie, te horen dat hun functie per 1 april 2017 verdwijnt. Terwijl, zo was de Dienstraad verteld, deze mensen twee jaar geleden te horen hadden gekregen dat het frontoffice zou blijven bestaan.
Hoewel Plattèl antwoordt dat deze medewerkers nooit is verteld dat hun werk zou blijven bestaan, zegt hij later tegen DUB dat tegen hen is gezegd dat “het er niet naar uitziet dat het frontoffice gaat verdwijnen, maar dat er tijdens de transitie zaken altijd nog kunnen veranderen”. Qua functie zaten zij in de bedreigde groep, zegt Plattèl, en moesten ook een plan van aanpak schrijven waarin ze vertelden hoe ze zich wilden voorbereiden om hun werkzame leven in 2018
Extra pijnlijk voor deze medewerkers is wel, dat zij voor hun plan van aanpak een toekomstplan hebben geschreven voor het frontoffice in 2018. Niet zo verwonderlijk, geeft ook Plattèl toe, dat de medewerkers dachten dat hun baan zou blijven bestaan.
Dat nu anders is besloten, heeft te maken met “voortschrijdend inzicht”. “Het frontoffice heeft tot nog toe een goede en belangrijke rol vervuld binnen het ASC. Ze doen hun werk ook prima, maar wij denken in de toekomst een dergelijk team niet meer nodig te hebben.”
Dat deze leden nu tegen een ontwikkelachterstand van twee jaar aankijken, is volgens Plattèl niet waar: “Een gemiddeld traject duurt een jaar, en zij hebben nog twee jaar de tijd.” Het verzoek van de Dienstraad om een apart traject voor deze medewerkers open te stellen, wees hij daarom ook af.