Drie nieuwe Utrechtse leden KNAW

Deze week maakte  de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen ( KNAW) bekend 26 wetenschappers voor te dragen als nieuw lid. De helft van hen is vrouw. Normaal gesproken kiest de Akademie elk jaar zestien nieuwkomers, maar dit jaar hield ze een extra ronde voor tien vrouwelijke wetenschappers: het is precies honderd jaar geleden dat de eerste vrouwelijke hoogleraar Johanna Westerdijk haar oratie hield.

Op de lijst staan nu dertien vrouwen. Dat betekent dat er in de ‘normale’ ronde slechts drie vrouwen geselecteerd zijn, tegenover dertien mannen. “Dat is inderdaad relatief weinig”, erkent een woordvoerder. “Twee jaar geleden bijvoorbeeld hadden we in de reguliere ronde gelijke aantallen mannen en vrouwen.” 

Door deze benoemingen stijgt het aantal vrouwelijke wetenschappers binnen de KNAW van 24 naar 27 procent. Daarbij zijn de emeriti hoogleraren buiten beschouwing gelaten.

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen heeft zo’n 550 leden. Het is een eer om hiervoor gevraagd te worden. Je bent lid voor het leven. De leden geven advies over wetenschapsbeleid en hebben interdisciplinaire dispuutsbijeenkomsten. Zij vormen de KNAW en kiezen uit hun midden een president. Nu is dat de Utrechtse universiteitshoogleraar mediawetenschappen José van Dijck. In totaal zijn zo'n 50 leden verbonden aan de UU.

De nieuwe Utrechtse leden zijn (zoals beschreven in het persbericht van de KNAW)

Beatrice de Graaf (1976), hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen. Zij doet onderzoek naar de geschiedenis van veiligheid en (contra)terrorisme vanaf de 19de eeuw tot heden. Met een internationaal team onderzoekt ze het ontstaan en de effecten van Europese veiligheidsregimes in de 19de eeuw. Daarnaast bestudeert De Graaf hedendaagse vormen van radicalisering en duidt in de media de achtergronden van terrorisme en internationale spanningen. Ze is onder meer wetenschapscolumnist in de NRC, zit in de European Council on Foreign Relations, was lid van De Jonge Akademie en zat onder meer de Nationale Wetenschapsagenda voor.

Frits Hilgen (1957), universitair hoofddocent (cyclo)stratigrafie. Hilgen is wereldleider in de ontwikkeling van een nieuwe geologische dateringsmethode. Hiervoor legt hij een verband tussen sedimentaire patronen en astronomische veranderingen in de positie en stand van de aarde ten opzichte van de zon. Deze zogeheten astronomische dateringsmethode wordt gezien als de meest nauwkeurige techniek om de absolute ouderdom van de geologische tijdschaal te bepalen. Frits Hilgen werkt nauw samen met andere onderzoekers die omkeringen in het aardmagneetveld (Fort Hoofddijk), radiometrische dateringsmethoden (Vrije Universiteit) en klimaatveranderingen (KNMI) bestuderen.

Erwin Bulte (1968), hoogleraar ontwikkelingseconomie. Bulte is een ontwikkelingseconoom bij zowel Utrecht als Wageningen. Met behulp van grootschalige experimenten in Afrika en Azië doet hij onderzoek naar de relatie tussen instituties en economische groei. Samen met zijn team onderzocht hij de relatie tussen geweld, altruïsme en economische groei in het door burgeroorlog geteisterde Burundi. Op het platteland van Sierra Leone en Liberia heeft hij onderzoek gedaan naar de invloed van lokaal bestuur en corruptie op de effectiviteit van ontwikkelingshulp en investeringskeuzes van dorpelingen. Bulte is ook verbonden aan Oxford en Cambridge University, en aan de Consultative Group for International Agricultural Research (CGIAR).

Advertentie