Duurzaamheid vermarkten duurt even

Het Utrecht Sustainability Institute en een aantal andere partijen presenteren deze week allerlei innovaties op het gebied van duurzaamheid tijdens de SURE 2012. DUB ging mee op veldbezoek naar de tot de verbeelding sprekende ‘biowasmachine’ van Utrecht. De vraag rijst: wanneer gaan commerciële partijen er geld in steken?

Bij het woord biowasmachine verwachten we iets heel spectaculairs: een enorme zuiveringsinstallatie of een biologisch afbreekbare wasmachine. Niets van dit: het woord biowasmachine slaat op het waterzuiveringsysteem in het centrum van Utrecht. De cijfers behorende bij de biowasmachine zijn wél spectaculair.

Vervuilers
Even wat achtergrond: in het centrum van Utrecht heeft een gebied van zo’n 90 hectare vervuild grondwater, in totaal zo’n 50 miljoen kuub. Boosdoeners zijn oude chemische wasserijen en metaalverwerkers die in het verleden alle afwasstoffen zo de grond in lieten lopen, lekker makkelijk en goedkoop. Gevolg is dat de hele bodem vol zit met VOCL (vluchtige alifatische chloorkoolwaterstoffen). Los van het feit dat het goedje erg gevaarlijk is bij blootstelling aan mensen (zo lang het in de bodem zit, heb je daar geen last van), is het grootste gevaar de snelle verspreiding daarvan. Daarnaast breekt het langzaam af. De grote vraag voor de gemeente Utrecht was dus: hoe VOCL te bestrijden.

Grondwater bewegen
Het antwoord: door het grondwater in beweging te brengen en eventueel nutriënten (voedingsstoffen) toe te voegen aan het water, zodat de VOCL wordt afgebroken. Allereerst plaatste de gemeente meetstations: 750 peilbuizen verspreid door het centrum om de verontreiniging in de gaten te houden. Het in beweging brengen van het water gebeurt op meerdere manieren. Zo wordt er nogal wat gebouwd in het stationsgebied, zoals het nieuwe stadskantoor met een oppervlakte van 66 duizend vierkante meter. Door bouwactiviteiten in de grond, komt grondwater in beweging. Daarnaast zijn er warmte-koude-opslag-systemen (wko) in gebouwen, die het vervuilde water door een gebouw pompen. In de zomer verkoelt het water de gebouwen en in de winter verwarmt het juist. De beweging die de systemen veroorzaken, zorgt weer voor beweging en afbraak van VOCL. Als die afbraak niet aan de orde was geweest, had het water nooit door gebouwen mogen stromen.

Bouwput stadskantoor
Het veldbezoek bestaat uit een presentatie van duurzaamheidsmedewerker Albert de Vries van de gemeente Utrecht, een wandeling langs de bouwputten in het centrum van Utrecht, iemand van Deltares die onderzoek heeft gedaan naar de – positieve – effecten van de biowasmachine en last but not least: een bezoek aan de bouwput en de wko van het in aanbouw zijnde stadskantoor van de gemeente Utrecht. Meest in het oog springende deelnemer aan het bezoek is oud-minister Jacqueline Cramer, directeur van het Utrecht Sustainibility Institute. Uit haar vraagstelling aan De Vries en de deelnemers, wordt direct duidelijk wat zij belangrijk vindt: samenwerking en vermarkting van duurzaamheidsprojecten. “Hebben jullie ook veel gehad aan de ervaringen in Eindhoven, waar ze iets soortgelijks hebben gedaan?”, en “Wat voor consortium met industriële partijen zou er hierbij mogelijk kunnen zijn?” De antwoorden: “In Eindhoven ging het om een totaal andere situatie, veel kleiner gebied en een geconcentreerdere aanpak” en “Die vraag houdt ons ook bezig.” Commerciële partijen zijn niet in een vroeg stadium betrokken bij zo’n operatie, blijkt.

Niet aantrekkelijk
Ondernemer Robbert van Warmenhoven, deelnemer aan het veldbezoek, ziet dat ook. “Het is de overheid die start met een project als de biowasmachine, daarna komen pas marktpartijen in beeld. Eigenlijk is dat verkeerd om. Ondernemers zijn voor investeren in duurzaamheid afhankelijk van welke politieke wind er waait en wat voor subsidies er mogelijk zijn. Terwijl duurzaamheid meer in een systeem ingebakken moet zijn. Kijk naar Duitsland: daar krijg je korting op een huis als je zonnepanelen gebruikt. Onafhankelijk van welke regering er zit.”

Else Langbroek, adviseur strategie en innovatie bij het waterschap Stichtse Rijnlanden, vertelt dat het waterschap lang geworsteld heeft met hun rol in de energiefabriek in Nieuwegein. De energiefabriek haalt energie uit rioolwater en levert die aan huishoudens. “Ineens werd het waterschap energieproducent!”

Commercie wacht af
Samenwerking met energieproducenten ligt voor de hand, maar is niet altijd aan de orde. Jacqueline Cramer, directeur van het Utrecht Sustainability Institute, vindt het logisch dat marktpartijen niet vanaf het begin betrokken zijn bij een operatie als de biowasmachine. “Het is de taak van de overheid om water schoon te houden. De commercie wacht af en kijkt of er geld mee te verdienen is.” Cramer ziet dat vermarkting bij het ene project gemakkelijker gaat dan bij het andere. Het USI kan helpen, door bijvoorbeeld een project via programma’s als Climate-Kic Europees in de etalage te zetten. “Er zijn altijd nieuwe ideeën en mogelijkheden voor commerciële partijen. Maar daarvoor moeten partijen wel bij elkaar gebracht worden. Dat zullen wij als USI blijven stimuleren.”

SURE 2012: Duurzame innovatie in Utrecht Science Park 
Hoe krijg je duurzame ontdekkingen op het gebied van energie, water en mobiliteit ook gerealiseerd in de praktijk? Utrechtse kenniscentra en bedrijven de krachten hebben gebundeld en presenteren een week waarin deze thema’s belicht worden. SURE 2012 (Sustainable innovation in the Utrecht Region) moet hét uithangbord zijn voor de duurzame regio Utrecht, met het Utrecht Science Park als de centrale plek voor duurzame innovatie. Het Utrecht Sustainability Institute  organiseert de week. Elke dag wordt er een ander duurzaam onderwerp belichten aan de hand van presentaties, veldbezoeken en workshops.

 

SURE 2012 duurt nog tot en met vrijdag.

 

Advertentie