Eerste academische onderwijzers UU krijgen diploma
Wat ga je doen als academisch gevormde onderwijzer? Voor de klas staan of toch een master volgen? Vandaag krijgt de eerste lichting van de academische pabo haar diploma. “Ik ben invaljuf.”
De Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (Alpo) was vier jaar geleden hét antwoord op de storm van kritiek op het niveau van de reguliere pabo-studenten en de kwaliteit van het primair onderwijs. Er moesten meer academici voor de klas komen: beter onderlegd dan hun collega's van de reguliere pabo en met een meer analytische en kritische blik.
In 2008 startte de Universiteit Utrecht samen met de Hogeschool Utrecht met de Alpo. 31 van de 50 studenten die toen begonnen, krijgen nu hun diploma. DUB praat met twee van hen: de enige mannelijke student Jan Willem Hengeveld en Valerie Borghoff.
Een klas managen, moet je jezelf leren
Na het vwo zocht Jan Willem Hengeveld (22) naar een opleiding die hem voldoening zou geven. Zijn ouders – “‘ik kom uit een echt onderwijsgezin” – brachten hem op het idee van de pabo. “Maar mijn vader had zijn bedenkingen: word je daar wel genoeg uitgedaagd? Kun je je talenten kwijt? Juist op dat moment stond de oprichting van de academische pabo in de krant. Ik heb me meteen aangemeld.”
De studie noemt Jan Willem ‘fantastisch’. “Het programma is een combinatie van theorie en praktijk. Vanaf het eerste begin loop je al een dag stage in de week, op verschillende soorten scholen. Wat je leert in de boeken, kun je dus meteen toepassen in de klas.”
Het boeiendste vond Jan Willem de vakken Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek. “In die vakken vond ik de diepgang, de kennis achter de praktijk.” Maar het mooie van Alpo is dat ook de pabo-vakken ‘op niveau’ zijn gebracht, vertelt hij. “Het academische programma en het hbo-programma zijn volledig op elkaar afgestemd.”
En daar zit meteen ook het enige minpunt van de opleiding: de theoretische kant krijgt erg veel nadruk, aldus Jan Willem. “Veel praktische dingen moet je zelf leren, zoals klassenmanagement, omgaan met probleemgedrag en structuur bieden in je lessen.”
De Alpo
De Universiteit Utrecht startte in 2008 in samenwerking met de Hogeschool Utrecht als eerste met een Alpo. Van de ongeveer 200 geïnteresseerden, werden er 50 toegelaten. De studie combineert de hbo-opleiding tot leraar basisonderwijs en de universitaire bachelor Onderwijskunde. Basisscholen, zo stond laatst in ‘verkennend’ onderzoekvan het Arbeidsmarktplatform primair onderwijs, zijn tevreden over het niveau van de ‘nieuwe’ onderwijzer. Maar basisschooldirecteuren vrezen dat veel afgestudeerden het lesgeven snel voor gezien zullen houden, en op zoek gaan naar een meer verdiepende baan zoals bijvoorbeeld bij een schoolbegeleidingsdienst of bij een uitgeverij van lesmethoden.
Is die zorg terecht? Theo Wubbels, vice-decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen en trekker van Alpo, vindt van niet. "Van de 31 afgestudeerde Utrechtse Alpo'ers zoeken er nu twintig direct een baan voor de klas. De anderen willen eerst een master gaan doen, en daarna het lesgeven gaan combineren met onderzoek." Wubbels vindt dat een prima score. “Ik heb nooit gedacht dat Alpo-studenten twintig jaar voor de klas gaan staan. Als ze het zo’n drie tot vijf jaar doen, ben ik dik tevreden.”
Niettemin heeft de opleiding met de scholen die Alpo-studenten aannemen afgesproken om ze ook andere taken te geven dan alleen lesgeven, bijvoorbeeld onderzoeks- of managementtaken. “Het zijn de academische vaardigheden zoals reflecteren, analyseren en onderzoeken waar academische pabo-studenten zich in onderscheiden. Het is belangrijk dat ze hierin geprikkeld worden en zo lang mogelijk voor het onderwijs behouden blijven”, erkent Wubbels.
Van de eerste lichting Alpo-studenten studeert nu zestig procent af. Veertig procent is afgevallen, wat onlangs zorgde voor negatieve verhalen over de academische pabo in de landelijke kranten. "Ik vind het niet schokkend", zegt Wubbels. "Dat is het normale uitvalpercentage bij een universitaire opleiding. Bovendien is bij de tweede en derde lichting de uitval beduidend minder.” De studenten die met de opleiding zijn gestopt, zijn of naar de gewone Pabo gegaan, of een studie Onderwijskunde of Pedagogiek gaan doen. “Ze blijven dus wel behouden voor de onderwijssector.”
Dat hij de enige jongen van de eerste lichting Alpo-studenten is, vindt Jan Willem geen enkel probleem. Wel maakt hij zich zorgen over het lage aantal meesters dat lesgeeft op basisscholen. “Hoewel het mij meer kans op een baan geeft, is het wel erg jammer, vooral voor de kinderen. Je merkt hoe ze hun meesters waarderen.”
Volgend jaar gaat Jan Willem de master Onderwijspedagogiek volgen aan de VU in Amsterdam. Ziet hij zijn toekomst dan nog voor de klas? “Ik weet het nog niet, het mooie van Alpo is dat je allerlei onderwijsberoepen kunt doen, werken bij het Cito bijvoorbeeld, of in het didactisch onderzoek.” Volgens Jan Willem ligt de kracht van academische Pabostudenten in het analytische. “Wij kunnen het onderwijs van binnenuit verbeteren door onderzoek. Fulltime leerkrachten hebben daar vaak de kennis en de tijd niet voor, maar ik merk dat het wel heel welkom is.”
Ik probeer diepgang te geven aan mijn lessen
Op de laatste dag van het schooljaar ligt Alpo-studente Valerie Borghoff (23) nog met ‘haar’ kinderen aan het Henschotermeer. “Ik krijg morgen mijn diploma, maar val nu al in op mijn stageschool. Ik vind werken op school zo leuk, dat zou ik niet graag weer moeten missen.”
Valerie koos na haar vwo in eerste instantie voor een studie Rechten. “Maar het begon toch te knagen: is dit het wel? Heeft het wel genoeg betekenis? Kinderen en opvoeding vond ik altijd al interessant, ik wilde dan ook graag kinderrechter worden. Toen de academische pabo werd opgericht, besloot ik te switchen, en de onderwijsrichting op te gaan.”
Tijdens haar studie heeft Valerie heel wat basisscholen van binnen gezien. “Ik heb stage gelopen op een ‘zwarte’ school in Utrecht, op een school voor ‘Natuurlijk leren’ en een school voor speciaal onderwijs. Het mooie van deze opleiding is dat je heel veel verschillende ervaringen opdoet, theoretische en praktische. Je vormt een visie over de dingen die je dagelijks op school opmerkt, en kunt dat weer kwijt in onderzoek.”
Valerie is ‘zeer te spreken’ over de Alpo omdat het twee bachelors op een goede manier comprimeert tot een goed uitgebalanceerde opleiding. Ze koos voor een specialisatie bovenbouw, en gaf in het vierde jaar les in groep 8. “Het is geweldig om juf te zijn van die leeftijdsgroep, omdat die kinderen meer uitgedaagd willen worden. Je kunt echt met de kinderen in gesprek gaan over serieuze onderwerpen zoals burgerschap, recht, politiek en geschiedenis. Daar komt ook mijn interesse in recht en politiek weer terug. Ik probeer zo diepgang te geven aan mijn onderwijs.”
En nu een baan voor de klas? “Ik ga eerst een master Onderwijskunde doen om nog meer verdieping op didactisch gebied te krijgen, maar ik blijf ondertussen invallen op scholen. Hoewel ik heel veel interesses heb en veel dingen leuk vind, denk ik dat ik altijd wel zal blijven lesgeven.”