'Geen doorgeslagen marktwerking in hoger onderwijs'

De bestuurscrisis aan de Vrije Universiteit is geen symptoom van doorgeslagen marktwerking in het hoger onderwijs, vindt minister Bussemaker. Er is volgens haar geen reden om het onderwijsbeleid ingrijpend aan te passen.

Dat schrijft Bussemaker in antwoord op Kamervragen van de Socialistische Partij. Verwijzend naar artikelen in NRC-Handelsblad wilde de SP weten of de bestuurscrisis aan de VU mogelijk veroorzaakt is door een “uit de hand gelopen vermarkting van het academisch onderwijs en onderzoek”.

Bussemaker erkent dat onderwijsinstellingen zuinig moeten omspringen met hun geld: “Omdat de financiële middelen vanuit het Rijk afnemen, moeten universiteiten kritisch naar hun bedrijfsvoering kijken en bezien of die wel efficiënt genoeg is.” Maar tot minder kwaliteit hoeft dat in haar ogen niet te leiden. Door kritisch te kijken naar de overheadkosten zouden er zelfs meer middelen naar het onderwijs en onderzoek kunnen vloeien.

Het “werken aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek is een continu proces”, vervolgt de minister en een “fundamentele omslag” van beleid is volgens haar nergens voor nodig. Met tussentijdse maatregelen als de aanpassing van het bekostigingsstelsel en de vernieuwing van de onderwijskeuring is de kwaliteit voorlopig voldoende gewaarborgd.

Of het personeel en het bestuur van de VU van elkaar vervreemd waren weet de minister niet. “Wel kan men spreken van een grote afstand tussen het college van bestuur en de werkvloer.”

Op de rol van de raad van toezicht van de VU gaat ze niet in. Vandaag vergadert de Tweede Kamer over de voorstellen die Bussemaker vorige maand deed om het onderwijstoezicht in het algemeen te verbeteren

Medio juli rapporteert de onderwijsinspectie over de ontwikkelingen bij de VU. Dan zal de minister besluiten of er verscherpt toezicht en eventuele vervolgactiviteiten nodig zijn.

Advertentie