GroenLinks Utrecht stelt vragen over tegemoetkoming studenten met beperking
Studenten met een beperking die niet of slechts gedeeltelijk kunnen werken, kregen voor 2015 via de Wajong een uitkering. Sinds januari 2015 is de Wajong echter uitsluitend bedoeld voor jongeren die nooit meer kunnen werken. Maar wat als "nooit" niet van toepassing is en een student tegelijkertijd door zijn beperking niet naast de studie kan werken zoals andere studenten? Moet die student zich dan dieper in de schulden werken door maximaal te lenen, simpelweg door zijn ziekte of beperking? Nee, dergelijke studenten kunnen bij de gemeente aankloppen voor een aanvullende studietoeslag.
Waar je studeert maakt financieel uit
Die financiële tegemoetkoming is echter niet in elke stad gelijk, ontdekte RTL Nieuws vorig jaar na een rondgang bij 45 gemeentes. Waar je in Wageningen een individuele toeslag van 381 euro in de maand krijgt, is dat in Haarlem 29,75 euro per maand. Utrecht staat op de 24ste plek met een bedrag van 100 euro per maand. Een bedrag dat gemeentes op plaats 25 t/m 35 ook uitkeren. Universiteitssteden Amsterdam (348,98), Maastricht (348 euro), Groningen (305 euro), Eindhoven (300 euro), Rotterdam (183,33) en Nijmegen (150 euro) eindigen allemaal hoger in de lijst. Alleen universiteitsstad Enschede staat lager met een maandelijkse toelage van 70,83 euro. In Delft, Leiden en Tilburg is de tegemoetkoming gelijk aan die in Utrecht.
“Ik vraag mij af waar die 100 euro op is gebaseerd”, zegt GroenLinks-raadslid Tara Scally. Ze vond tot haar verbazing na rondgang bij de gemeente echter geen antwoord op die vraag. “Je zou denken dat dat soort cijfers onderbouwd zijn”, stelt het raadslid. Daarom heeft ze zes schriftelijke vragen ingediend bij het College van Burgemeester & Wethouder over de financiële tegemoetkoming.
"Moet je rood staan voor tegemoetkoming?"
Die vragen hebben niet uitsluitend betrekking op de onderbouwing van het bedrag. Een ander punt dat het raadslid verbaast, is dat er op de website van de gemeente Utrecht staat dat alleen studenten die “geen eigen vermogen” hebben in aanmerking komen voor de toeslag. “Mag je niets op je bankrekening hebben staan of moet je rood staan als je een beperking hebt om in aanmerking te komen?” Dat is volgens Scally niet realistisch. Van belangenorganisaties Ieder(in) en het Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht (SOLGU) heeft ze begrepen dat veel studenten wel over enig eigen vermogen beschikken, omdat ouders vanaf de geboorte hebben gespaard voor de extra zorgkosten van hun kind. “Je moet deze studenten niet voor de keuze willen stellen dat geld voor hun ziektekosten te gebruiken of voor hun studie.”
Cijfers over hoeveel studenten momenteel gebruik maken van de aanvullende toeslag zijn volgens Scally moeilijk te krijgen. Rondvraag leidde tot een schatting van zes studenten. "Bizar laag” voor een stad met zoveel studenten als Utrecht, volgens Scally. Van het college van B&W wil ze daarom weten of dit klopt en wat een mogelijke verklaring kan zijn voor dit lage aantal.
Belangenorganisaties wezen haar op meerdere denkbare oorzaken: studenten met een beperking komen niet in aanmerking door bijvoorbeeld de regels omtrent het eigen vermogen, gehandicapte studenten ervaren een financiële drempel om in Utrecht te studeren en kiezen dus voor een stad met een hogere tegemoetkoming zoals Amsterdam, de financiële tegemoetkoming wordt weinig aangevraagd omdat hij weinig bekendheid geniet of onderwijsinstellingen in Utrecht worden als niet-toegankelijk ervaren door studenten met een beperking. Voor dat laatste verwijst Scally naar de panden van de universiteit in de binnenstad. Ze geeft toe dat ze nooit de toegankelijkheid heeft getest, maar dat zij zich kan voorstellen dat die gebouwen een drempel zijn voor studenten.
Scally hoopt binnen zes tot acht weken antwoord te hebben op haar vragen.