Hoe brouw je van 11.000 vragen een wetenschapsagenda?
Meer dan 11.000 vragen zijn er ingediend voor de Nationale Wetenschapsagenda. Hoe haal je daar de meest prangende thema’s uit waar de Nederlandse wetenschap zijn tanden in kan zetten? Het Rathenau Instituut springt bij.
Het idee achter de wetenschapsagenda is simpel: in april kon iedereen vragen indienen en nu gaat een speciale jury onder leiding van Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaf op grond daarvan een lijst met prioriteiten voor de Nederlandse wetenschap samenstellen.
Maar het is nog niet zo eenvoudig om chocola te maken van de talloze vragen die zijn ingediend. De jury moet aan drie verleidingen weerstand bieden, stelt onderzoeker Edwin Horlings op de weblog van het Rathenau Instituut.
Allereerst is het gevaarlijk om op de kwaliteit van de vragen af te gaan. De meeste burgers zijn immers niet getraind in goed formuleren. Ze vragen bijvoorbeeld waarom er zo weinig onderzoek naar acne wordt gedaan. Dan kun je een sociologisch onderzoek uitvoeren naar de dynamiek in de wetenschapswereld, maar de vragensteller wil natuurlijk dat er wordt uitgezocht wat je tegen acne kunt doen.
Verder is het misschien verleidelijk om op de frequentie van vragen af te gaan. Want als een vraag zeven keer is ingediend, valt die op. “Maar het kan gebeuren dat een paar mensen dezelfde vraag stellen, terwijl een vraag van een organisatie die duizenden mensen vertegenwoordigt maar één keer voorkomt”, legt Horlings uit. “Welke vraag is dan belangrijker?”
Ten slotte moet de jury er niet voor bezwijken om de wetenschap het laatste woord te geven. Want de agenda is mede bedoeld om onderwerpen boven water te krijgen waar de wetenschap nog niet zoveel oog voor heeft.
Moet je wetenschappers niet vrij laten in de keuze van hun onderzoek?
“Natuurlijk kun je wetenschappers ongestoord hun gang laten gaan, maar voor sommige onderwerpen is een ‘gecoördineerde aanval’ nodig. Zo is de eerste atoombom indertijd gemaakt. Ook een deeltjesversneller kun je niet in je eentje bouwen en onderzoek naar veel ziektes vergen ook een zekere samenwerking. Vandaar dat Europa ook de Grand Challenges heeft opgesteld, een lijst van onderwerpen waar de wetenschap aandacht aan zou moeten schenken.”
Heeft u zelf een vraag ingediend?
“Met opzet niet. Wij willen onderzoeken hoe die wetenschapsagenda werkt en daarom wil ik er zelf buiten blijven. Maar de vraag die ik zou hebben ingediend, is wel gesteld: moet je de wetenschap sturen? Al zou ik eigenlijk vragen: kun je de wetenschap sturen?”
Hoe kan de jury al die vragen nu filteren?
“In mijn column op de website zeg ik al dat er technische mogelijkheden zijn om patronen te herkennen in grote hoeveelheden data, zoals de ingediende vragen. We hebben intussen contact gezocht met de makers van de wetenschapsagenda en we gaan ze helpen met de analyse. We hebben alle vragen gekregen, plus de onderliggende data. Aan de Vrije Universiteit is er ook iemand mee bezig, zodat ze twee analyses krijgen.”
Is de Wetenschapsagenda alleen ter inspiratie bedoeld of is er politiek in het spel?
“Als je hem serieus neemt, is de agenda een manier om belangrijke thema’s onder de aandacht te brengen. Straks gaan mensen en belangenorganisaties naar die agenda kijken. Als ze hun eigen vragen niet terugzien, verliest de agenda aan legitimiteit. Dan denken ze: eigenlijk doen die wetenschappers alleen hun eigen ding en trekken ze zich niets van anderen aan. Dat zou de legitimiteit van de wetenschap aantasten.
“Verder zal de agenda leidend worden voor sommige subsidieaanvragen. Onderzoeksvoorstellen voor de grote zwaartekrachtsubsidies van NWO moeten straks op de een of andere manier aansluiten op de wetenschapsagenda, en dat geldt voor veel andere subsidies ook. We weten alleen nog niet hoe die aansluiting eruit zal zien.”