Hoger onderwijsbezuinigingen
Hoe Bruins kritiek op zijn bezuinigingen onschadelijk maakt
Het zal de komende tijd vaker gaan gebeuren. Een universiteit of hogeschool zet het mes in de uitgaven en Tweede Kamerleden roepen de minister ter verantwoording: wat vindt hij ervan en kan hij er iets aan doen?
GroenLinks-PvdA stelde kritische vragen over een ingrijpende reorganisatie bij de Universiteit Twente. In zijn antwoorden kiest minister Bruins een lijn die hij in de toekomst moeiteloos op andere voorbeelden kan toepassen. Wat doet hij om de kritiek op zijn beleid te ontwijken?
1: Op andere oorzaken wijzen
Minder studenten, gestegen kosten, lokale problemen… De minister “wil markeren dat er verschillende factoren zijn die invloed hebben op de financiële positie van instellingen”, schrijft hij. Het ligt dus niet alleen aan zijn bezuinigingen, wil hij maar zeggen.
2: Geen overzicht hebben
Bruins weet niet of de reorganisatie in Twente onvermijdelijk is. “Ik kan niet voor specifieke instellingen een oordeel geven over wat de doorslaggevende factoren zijn.” Instellingen hoeven hem ook niet op de hoogte te houden, vindt hij. “Ik heb geen uitputtend overzicht van de voornemens van de onderwijsinstellingen met betrekking tot ontslag van personeel of opheffing van vakgroepen/faculteiten.”
3: De verantwoordelijkheid afschuiven
Bovendien gaat de minister er niet over. Bezuinigen is immers “een verantwoordelijkheid van de instellingen zelf”, schrijft hij. En elders: “Het is aan de individuele instellingen hoe zij daar invulling aan geven.”
De bestuurders verantwoorden zich volgens de minister “richting de medezeggenschap en het interne toezicht”, dus hijzelf hoeft de lokale begrotingen niet in de gaten te houden.
4: Het systeem vertrouwen
Soms sneuvelt er misschien een opleiding of een vakgroep, maar dat kan gebeuren. “Ik heb er vertrouwen in dat instellingen zorgvuldige keuzes maken ten aanzien van hun onderzoek en onderwijsaanbod”, aldus de minister.
5: Problemen elders neerleggen
“Bent u zich bewust van de impact hiervan op de krimpregio Twente en haar ambitie zich te ontwikkelen tot een groene technologische topregio?”, wilde GroenLinks-PvdA over de reorganisatie weten.
Jazeker, antwoordt Bruins, maar de zorgen daarover legt hij bij de universiteiten en hogescholen neer: zij moeten immers die zorgvuldige keuzes maken, niet hijzelf. Bruins: “Van instellingen verwacht ik dat zij dit doen met oog voor de verschillende maatschappelijke en regionale opgaven, zoals arbeidsmarktkrapte en brede welvaart.”
6: Om geduld vragen
Het kabinet beseft dat de terugloop van studentenaantallen een probleem is voor onderwijsinstellingen in de regio, zeker als ze maar weinig buitenlandse studenten mogen werven. Sommige opleidingen dreigen te verdwijnen, wat niet goed is voor de lokale economie. De krimp maakt het van belang “dat we in het hbo en wo bekijken hoe we in de toekomst invulling kunnen geven aan een toekomstbestendig opleidingsaanbod”, aldus de minister.
Een toekomstbestendig aanbod komt dus pas in de toekomst. Nu kunnen we er alleen nog naar kijken. Geld erbij voor de instellingen is geen optie. Een duurzame oplossing – die er nog lang niet is – zoekt Bruins onder meer in de “stabilisering van de bekostiging”.
7: Geen ruimte bieden
Hij weet dus weinig, gaat er niet over en toekomstige oplossingen zijn nog ver weg. Maar de kennisvernietiging vindt nu plaats, aldus GroenLinks-PvdA. Is de minister bereid de bezuinigingen te herzien of desnoods sommige instellingen ‘maatwerk’ te bieden?
Nee, is het antwoord. “Het kabinet staat voor de gemaakte keuzes en acht de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek realistisch en uitvoerbaar.”
8: Anderen laten bijsturen
Bruins erkent dat hij als minister uiteindelijk verantwoordelijk is “voor een landelijk dekkend opleidingsaanbod”. Hij wil “met de sector” uitzoeken hoe dat aanbod overeind kan blijven, om te voorkomen “dat opleidingen zonder gezamenlijk overleg uit Nederland verdwijnen”.
Maar garanties geeft hij niet: “Het is normaal dat het onderwijsaanbod in beweging is. De wereld is immers in verandering, evenals de vakgebieden en de voorkeuren van studenten.”
Uiteindelijk wil hij zijn vingers er niet aan branden. “Het is aan de instellingen samen om te bepalen hoe het onderwijs behouden kan blijven”, schrijft hij. Hij oppert onder meer het samenvoegen van kleine opleidingen, verbreding van opleidingen en “het gezamenlijk verzorgen van onderwijs”.