Hoger onderwijs kritisch over redding deeltijdonderwijs

De tucht van de markt zal het zieltogende deeltijdonderwijs redden, hoopt het kabinet. Maar de universiteiten en hogescholen hebben hun bedenkingen en willen er geen budget voor inleveren.

‘Leven lang leren’ is de benauwende term waarmee de overheid werkend Nederland aanmoedigt om zich te blijven scholen. Helpen doet het niet, want het aantal deeltijdstudenten in het bekostigde hoger onderwijs daalt al jaren en is zelfs in een vrije val geraakt. In het hbo kelderde de instroom naar krap 7000 en bij de universiteiten schreven zich in 2012 nog maar 333 deeltijdstudenten in. Alleen de Open Universiteit zorgt voor nog wat volume. Van de achttienduizend studenten die er cursussen volgen, behalen er jaarlijks bijna zeshonderd een bachelor- of masterdiploma.

De terugval wordt mede veroorzaakt door de economische crisis, maar er zijn ook klachten dat het bekostigde deeltijdonderwijs te weinig zou aansluiten bij de behoefte van werkenden. Verder moeten ook deeltijdstudenten duizenden euro’s collegegeld betalen voor ‘tweede’ studies. Daar kwam afgelopen zomer de dreiging van de langstudeerboete bovenop.

Voormalig staatssecretaris Zijlstra besloot dat het roer om moest. Hij stelde voor om deeltijdopleidingen vanaf 2017 niet langer te bekostigen. Als studenten hun onderwijs volledig zelf moesten betalen in de vorm van een hoog instellingscollegegeld, zou het onderwijs ‘als vanzelf’ klantvriendelijker worden.

Alleen studenten die een ‘nuttige’ studie volgen – bijvoorbeeld in de zorg of het onderwijs – zouden hun veel hogere studiekosten vergoed kunnen krijgen in de vorm van een beurs of voucher. Die zouden ze ook bij niet-bekostigde opleiders als de NCOI en de LOI mogen besteden.

Het nieuwe kabinet nam het plan in principe over, maar wil eerst weten wat de instellingen er van vinden. De particuliere opleiders zijn enthousiast, laat hun koepelorganisatie NRTO weten. Ze verwachten een forse impuls voor het leven lang leren, maar waarschuwen wel dat de wet duidelijker moet zijn over de vrijstellingen die studenten op grond van hun werkervaring mogen krijgen. Pas dan is “maatwerk" mogelijk en worden deeltijdopleidingen korter en aantrekkelijker.

Verder kijken de particulieren met begerige ogen naar de dure laboratoria en faciliteiten  van bekostigde hogescholen, die immers met belastinggeld betaald zijn. Daar willen zij ook gebruik van maken, zodat ook zij straks technische opleidingen kunnen aanbieden. Die zijn nu vaak te duur voor hen.

De HBO-raad is kritisch. De bekostigde hogescholen vinden het een goed idee om te experimenteren met soepeler regels die maatwerk en korte cursussen voor werkenden mogelijk maken, zolang die maar niet betaald worden uit het huidige hbo-budget. Ze willen vasthouden aan het principe dat iedere Nederlander recht heeft op één bachelor- en één masteropleiding, in voltijd of in deeltijd. Dat betekent dat de overheid ook minder ‘nuttige’ opleidingen moet blijven bekostigen.

Beurzen en onderwijsvouchers mogen als het aan de HBO-raad ligt alleen worden verstrekt voor complete opleidingen die worden afgesloten met een diploma. Het liefst in de vorm van een lening die pas wordt kwijtgescholden als de student zijn graad heeft behaald. Maar of dit tot meer deeltijdstudenten zal leiden, betwijfelt de HBO-raad.

Universiteitenvereniging VSNU ten slotte erkent dat het deeltijdonderwijs in zijn huidige vorm geen toekomst meer heeft. Nederland zou het enige Europese land zijn waar de bekostigingsregels het niet toelaten dat studenten alleen delen van opleidingen volgen. De overheid moet de instellingen meer ruimte geven om ook deelcertificaten te verstrekken en contractonderwijs aan te bieden.

De universiteiten zien echter niets in een “vraaggestuurd beurzenstelsel, waarbij de middelen eerst worden afgeroomd van het huidige macrobudget”. Een landelijk beurzenstelsel zou bovendien erg veel controle op misbruik vergen.

Op 21 maart zullen de koepelorganisaties hun standpunt verder toelichten aan de minister.

Advertentie