Hoger onderwijs weet bijna wat 'valoriseren' nu precies is

Universiteiten en hogescholen willen best laten zien hoeveel baat de samenleving heeft bij hun onderwijs en onderzoek, zolang ze maar zelf mogen bepalen hoe ze dat doen.

Naast onderwijs en onderzoek is ‘valorisatie’ tegenwoordig een belangrijke taak van het hoger onderwijs. Nu de economie in het slop zit, vestigen politici hun hoop op universiteiten, hogescholen en bedrijfsleven: zij zouden hun kennis moeten omzetten in winst en voordeel.

Alleen is nu niet goed zichtbaar hoe de onderwijsinstellingen dat doen. Ze werken samen met bedrijven, geven hun studenten cursussen ondernemerschap, adviseren de overheid, en zo zijn er nog veel meer voorbeelden van valorisatie. Maar niemand heeft het overzicht.

Zoals er voor de prestaties van onderwijs en wetenschap allerlei ‘indicatoren’ zijn (hoeveel studenten halen binnen redelijke tijd hun diploma, hoeveel publicaties in goede tijdschriften hebben wetenschappers op hun naam?), zo zouden er ook indicatoren voor valorisatie moeten komen.

Zowel de hogescholen als de universiteiten hebben nu een voorstel gestuurd aan het ministerie van OCW. Daarin verklaren ze hoe ze tegen valorisatie aankijken en welke indicatoren mogelijkerwijs een licht op hun prestaties kunnen werpen.

Ze noemen bijvoorbeeld de inkomsten uit het bedrijfsleven, het aantal studenten dat betrokken is bij onderzoek en het aantal patentaanvragen van de onderwijsinstelling. De hogescholen noemen in totaal 37 indicatoren. De universiteiten bouwen een model dat goeddeels nog moet worden ingevuld, maar waar ook indicatoren instaan als ‘uitvindingen’ en ‘fondsen’.

Maar de instellingen willen niet onderling worden vergeleken. “Doel van deze exercitie is niet om te komen tot een ranking”, benadrukken de universiteiten. Daarom werken ze aan een ‘keuzemenu’: “een brede lijst van indicatoren waaruit universiteiten een keuze maken, afhankelijk van hun specifieke profiel”.

Dat zeggen de hogescholen ook. “Het betreft hier uitdrukkelijk een keuzemenu”, schrijven ze. “De keuze kan resulteren in slechts een beperkte set van slechts een aantal indicatoren per instelling.”

Bovendien willen ze nog uitproberen wat de juiste indicatoren zijn voordat ze zich ergens op vastpinnen. Er komen pilots, kondigen de hogescholen aan. De universiteiten gaan “gezamenlijk de tijd nemen” om voor alle universiteiten ‘passende’ indicatoren te maken.

Staatssecretaris Sander Dekker wil juist wel kunnen vergelijken. “Het oogmerk is om in 2016 de set indicatoren ook te gebruiken om een landelijk beeld te generen en internationale vergelijkingen mogelijk te maken”, meldt hij de Tweede Kamer. “De inzet is op termijn te komen tot één set indicatoren voor het gehele hoger onderwijs.”

Advertentie