Iedereen ergert zich aan 'de stille werkgroep'
Zo’n werkgroep waarin het angstvallig stil blijft als een vraag wordt gesteld of een discussie gevoerd moet worden. De docent blijft achter met het rotgevoel dat hij de boel niet aan de praat heeft gekregen en studenten klagen bij de koffieautomaat of geven een negatief oordeel in de evaluatie achteraf. Binnen de faculteit Geesteswetenschappen is er een etiket op het fenomeen geplakt: “de stille werkgroep”.
Navraag leert dat de term afkomstig is vanuit de opleiding Nederlands. Studenten van de opleidingscommissie (OC) van die opleiding hadden er anderhalf jaar geleden genoeg van. Ze gingen met medestudenten en docenten in gesprek en openden een discussie over het probleem op de Facebook-pagina van de OC.
Carmen Verhoeven, destijds lid van de OC: “We hoorden bij debatten steeds weer klachten hierover, ook vanuit andere opleidingen. Zelf volgde ik een cursus bij Geschiedenis waarin het echt extreem stil bleef. Een ander lid van de OC heeft toen die term “de stille werkgroep” bedacht. Volgens mij bestond die nog niet, maar iedereen wist meteen waar het over ging.”
Studenten durven niet
Volgens Verhoeven lijken er verschillende oorzaken te zijn voor het probleem. Soms zijn docenten gewoon heel graag zelf aan het woord. Soms hebben studenten de stof niet eens gezien voordat ze naar de werkgroep komen, maar soms houden ze ook hun mond als ze het antwoord op een vraag van de docent wel degelijk weten. “Studenten voelen klaarblijkelijk een drempel, ze durven niets te zeggen.”
Oplossingen bedenken, blijkt lastiger. Minder stof behandelen en één artikel centraal stellen, werd vaak geopperd. Of cijfers geven voor actieve betrokkenheid. Maar dat blijkt omstreden: “De discussie gaat dan over de vraag of actieve deelname een academische vaardigheid is die beoordeeld mag worden. Tegenstanders vinden dat het vanzelfsprekend is dat studenten zich inzetten tijdens een college.”
Ook over strafmaatregelen lopen de meningen uiteen. Verhoeven: “Sommigen willen onvoorbereide of niet-actieve studenten naar huis sturen, anderen willen liever geen politieagent als docent.” Verhoeven werkt op dit moment nog samen met andere voormalige OC-leden aan een verslag van hun bevindingen.
Docent kan zich ook té verantwoordelijk voelen
Laurens Ham was als docent vanaf het begin betrokken bij de gesprekken bij Nederlands. Als lid van de denktank Onderwijsvernieuwing van het departement Talen, Literatuur en Communicatie besprak hij het fenomeen "de stille werkgroep" vorig jaar ook met studieverenigingen van andere opleidingen. “Daar kregen we enorm veel input; het leeft echt.”
Ham meent dat studenten zélf meer de verantwoordelijkheid moeten nemen voor een levendige discussie binnen de werkgroep. “Natuurlijk moeten docenten weten hoe ze een groep moet enthousiasmeren en moeten ze nadenken over betere werkvormen. Maar je kunt je ook óververantwoordelijk voelen.”
Volgens de docent staan vooralsnog twee zaken een andere houding bij studenten in de weg. Allereerst zien veel studenten zich vooral als pragmatisch consument van kennis. “Ze willen best hard werken, maar nemen vaak een erg afwachtende houding in. Zo van: vertel maar wat we moeten doen om in vier jaar klaar te zijn.”
Daarnaast lijken veel studenten zich vaak niet veilig te voelen binnen de werkgroep. “De grootste problemen zijn er bij de eerstejaars of bij colleges waar studenten vanuit verschillende studierichtingen samenkomen; kortom bij studenten die elkaar nog niet zo heel goed kennen en nog niet zo goed weten wat ze precies geacht worden te doen.”
Ham denkt dat er veel te winnen valt als docenten en studenten voor de cursus de wederzijdse verwachtingen besprekingen. “Docenten onderschatten bijvoorbeeld de enorme kloof tussen de middelbare school en de universiteit. Beginnende studenten snappen soms gewoon niet wat er op een universiteit gevraagd wordt.”
Tijdens de cursus zou er dan een evaluatiemoment moeten zijn, waarbij zowel de docent als de studenten kunnen aangeven of ze tevreden zijn. Een tip die Ham daarnaast bevalt is het aanstellen van twee klassenoudsten: die zouden als bruggenhoofd moeten dienen tussen studenten en docent en de betrokkenheid van studenten bij hun colleges kunnen aanwakkeren.
Een betere sfeer helpt
Carmen Verhoeven kan zich wel vinden in de observaties van Ham. Ook zij vindt dat studenten zich meer verantwoordelijk mogen voelen voor een boeiend college en niet direct naar de docent moeten wijzen als dat niet van de grond komt.
Volgens haar is het dan wel belangrijk een sfeer te creëren waarin studenten zich ook durven te laten gelden. “Bij de opleiding Nederlands zien studenten en docenten elkaar tegenwoordig ook vaker buiten de cursussen om. Er zijn borrels voor studenten én docenten en er is een leesclub. Dat soort zaken helpt ook om de kloof te verkleinen.”