'Opleidingen doen maar wat'

Inspectie kraakt selectie aan de poort

lamp

Populaire opleidingen selecteren hun studenten aan de poort. Er is niet genoeg plaats, dus mogen alleen de studenten van start gaan die genoeg talent en motivatie hebben. Maar hoe pik je die eruit?

“Kan een verlegen student een goede productontwerper worden?”, vraagt inspecteur-generaal Alida Oppers in haar voorwoord bij een nieuw rapport over selectie. “Of is het terecht dat ze bij de selectie minder kans maakt op een opleidingsplek dan haar extraverte medekandidaat omdat ze in een interview haar motivatie moet aantonen?”

De Onderwijsinspectie maakt zich zorgen. “We hebben gezien dat selecterende opleidingen veelal met de beste intenties hun selectieprocedures opstellen en hanteren”, stelt Oppers. “Maar die procedures bedenkt iedereen wel op eigen houtje en naar eigen inzicht, en zonder consensus over hoe eerlijke en effectieve selectie er uit ziet.”

Motivatie
Kun je bijvoorbeeld het studiesucces van studenten voorspellen aan de hand van hun motivatie? De ene opleiding denkt van wel en verwijst daarbij naar wetenschappelijke artikelen, terwijl de andere opleiding naar artikelen verwijst die het tegendeel beweren en daarom motivatie buiten beschouwing laat.

Verlegenheid is niet het enige probleem bij selectie. Cultuurverschillen en het gezinsinkomen spelen soms ook een rol. En wat doe je met het talent van laatbloeiers, die op de middelbare school nog niet uitblinken?

Met name bij masteropleidingen is selectie vaak overbodig, meent de inspectie. Studenten moeten immers al de juiste vooropleiding hebben, of anders een schakelprogramma volgen om bepaalde kennis en competenties te verwerven. Als masteropleidingen genoeg plek hebben voor nieuwe studenten, hoeven ze verder niet te selecteren. “De meerderheid van de opleidingen selecteert niet; daar gaat het ook goed.”

Door hoepels springen
Elke opleiding zou daarom goed moeten nadenken over de procedures, vindt de inspectie: “Zijn er geen onnodige hoepels waar kandidaten doorheen moeten springen?” Een veelvoud aan criteria biedt misschien mogelijkheden om genuanceerd naar de kandidaten te kijken, maar de inspectie waarschuwt wel dat ‘extra drempels’ bepaalde studiekiezers kunnen afschrikken.

Meer transparantie over de selectiemethoden kan ook geen kwaad, zoals het ook helpt om hierover onderling kennis te delen. Dat lijkt misschien een open deur, maar de inspectie wil die toch intrappen. “Het valt op dat de ondervraagde opleidingen over het algemeen ‘in zichzelf gekeerd’ zijn”, staat in het rapport. “Wat bij andere opleidingen en andere instellingen gebeurt is meestal geen punt van aandacht.”

Verder moet de minister de teugels wat steviger in handen nemen, adviseert de inspectie. De instellingen hebben immers de vrijheid om op hun eigen manier studenten te selecteren. Dan is het “van groot belang dat de minister, als hoeder van het publiek belang, regie voert over het hele stelsel”.

De vraag is bijvoorbeeld of elke student op de ‘juiste plek’ terechtkomt, en zo niet: aan wie ligt dat dan? “Hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van instellingen en opleidingen met betrekking tot het verminderen van kansenongelijkheid?”, werpt de inspectie op. “De samenleving heeft verwachtingen ten aanzien van deze opdracht en investeert in het stelsel.”

Politiek vraagt om uitleg
In de politiek ligt selectie gevoelig. Niet voor niets vroegen D66, CDA en SP het kabinet om de onderbouwing van selectieprocedures te onderzoeken. Het kabinet wil daarom nog niet meteen op het rapport reageren: “Een goede reactie op aanbevelingen van de Inspectie verdient tijd en aandacht”, schrijft minister Dijkgraaf. Die reactie zal voor de zomer volgen, belooft hij.

In het coalitieakkoord staat dat selecterende opleidingen hun keuzes moeten onderbouwen. Past hun procedure bij de opleiding, is de selectie effectief en zijn ‘gelijke kansen’ gewaarborgd? In zijn reactie op dit rapport wil Dijkgraaf daar ook op ingaan, schrijft hij. “Ik zie ernaar uit hierover daarna met de Kamerleden van gedachten te wisselen.”

Het is niet vanzelfsprekend dat het kabinet de mogelijkheden tot selectie gaat inperken. De grootste regeringspartij, de VVD, zou selectie op talent liever aanmoedigen en in de Tweede Kamer wisselen de meerderheden op dit thema. Als je meer mensen toelaat, mag je dan bijvoorbeeld een strenger bindend studieadvies in het eerste jaar hanteren?

Alle aanleiding voor bezinning
De inspectie bemoeit zich niet met de politieke discussie, maar laat wel een voorkeur blijken voor kansengelijkheid. “Want wellicht schuilt er in die verlegen student wel degelijk een succesvolle productontwerper”, schrijft inspecteur-generaal Oppers. “Als ze maar de kans krijgt van het Nederlandse hoger onderwijs.”

Het onderzoek geeft “alle aanleiding voor beleidsmakers om de wenselijkheid van decentrale selectie scherp tegen het licht te houden”, meent ze. Dat geldt zeker voor opleidingen die in principe genoeg ruimte hebben voor nieuwe studenten. “We zagen daar weinig solide grond voor een werkelijk verantwoorde selectie.”

Advertentie