Islamitische Universiteit Rotterdam moet op haar tellen passen door nieuwe wet Bussemaker
De Eerste Kamer gaat akkoord met de wet waarmee minister Bussemaker de Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) hoopt te kunnen sluiten. De minister moest wel beloven zo’n zware beslissing niet op eigen houtje te nemen.
De Senaat had gisteravond principiële kritiek op het wetsvoorstel ‘Bescherming namen en graden hoger onderwijs’ waarmee de Tweede Kamer in oktober na een fel debat instemde. En dan vooral op het pièce de resistance van de wet, zoals minister Bussemaker het zelf noemde: de mogelijkheid om ook niet-bekostigde universiteiten of hogescholen de wettelijke erkenning af te pakken als hun vertegenwoordigers zich discriminerend gedragen of uitlaten.
Al sinds 2013 doet minister Bussemaker verwoede pogingen om de Islamitische Universiteit Rotterdam te sluiten. Deze hbo-instelling weigert zich te distantiëren van beledigende uitlatingen van haar rector aan het adres van onder meer vrouwen, homo’s, Koerden en alevieten. Maar middelen om de IUR aan te pakken heeft Bussemaker niet, onder meer omdat de kwaliteit van de opleidingen in orde is volgens onderwijskeurmeester NVAO.
Omissie
Ook de Wet op het hoger onderwijs biedt geen handvatten. Daarin staat weliswaar dat instellingen “het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef” van hun studenten moeten bevorderen, maar die eis geldt al enige tijd niet meer voor niet-bekostigde instellingen als de IUR.
In het wetsvoorstel dat de minister gisteren in de Eerste Kamer verdedigde is deze “omissie” hersteld. Ook is bovendien gepreciseerd wanneer een instelling haar boekje te buiten gaat. Het houdt “ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen, zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen”.
Maar partijen als het CDA, de ChristenUnie en ook de PvdA betwijfelen of de minister daarover als enige moet oordelen. De afweging is namelijk lastig: wanneer valt een uitspraak al dan niet onder de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de academische vrijheid? Moet dat niet aan de rechter worden overgelaten? Wringt haar wetsvoorstel niet met de scheiding der machten?
Scheiding der machten
Bussemaker verwacht weinig van het oordeel van een strafrechter. Als die de discriminatoire uitlatingen al veroordeelt, dan heeft dat alleen gevolgen voor degene die ze deed. De instelling die de veroordeelde vertegenwoordigt, blijft dan gewoon open. Er gaat dan volgens Bussemaker veel tijd verloren voordat ze alsnog kan besluiten om de erkenning van zo’n instelling in te trekken. Tegen dat besluit kan overigens beroep worden aangetekend bij de bestuursrechter, dus is de scheiding der machten niet in het geding, meent ze.
D66, GroenLinks en de PvdA zochten een andere oplossing en pleitten voor een adviserende rol van het College voor de Rechten van de Mens. Pas als ook dit college meent dat er sprake is van discriminatie zou de minister moeten ingrijpen. Maar ook dat “sympathieke” idee wees de minister van de hand omdat er voor het college dan een ongewenste vermenging van rollen dreigt.
Laatste alternatief
Daarop kwam ze met “een laatste alternatief”: een onafhankelijke commissie die kan bepalen of er grondrechten en andere rechten in het geding zijn. De minister kan alleen in bijzondere gevallen afwijken van het advies van deze commissie. “Als ik dat niet goed onderbouw, wordt dit snel afgestraft door de bestuursrechter.”
De drie leden van de commissie moeten kennis hebben van gelijkebehandelingsrecht en van onderwijsrecht. De commissie zou permanent moeten worden, zodat ook Bussemakers opvolgers verplicht zijn om haar advies in te winnen.
Dat vond een meerderheid van de Eerste Kamer een aanvaardbare oplossing waarover ze hun fracties positief zullen adviseren. Als die op 7 maart instemmen, is het wetsvoorstel erdoor.
Via een nota van wijziging zal Bussemaker de rol van de nieuwe permanente adviescommissie regelen. Ze wil deze nota aanhangen bij haar wetsvoorstel over de associate degrees (tweejarige hbo-opleidingen), maar verwacht dan wel de steun van de Tweede en Eerste Kamer. Alleen dan kan zij de IUR snel aanpakken.