Je mastertitel halen én basisschoolleraar worden; dat kan nu in twee jaar

Foto: Wikimedia Commons

Studenten van het MPabo-traject volgen in twee jaar de Engelstalige master Onderwijswetenschappen, ‘Educational Sciences’, én een verkorte opleiding tot leraar basisonderwijs. Het traject wordt aangeboden samen met de pabo-opleidingen van de Hogeschool Utrecht en de Marnix Academie.

Vooralsnog krijgen dus alleen UU-studenten die de master Onderwijswetenschappen kunnen volgen de kans om versneld basisschoolleraar te worden. Concreet gaat het dan om bachelorstudenten Onderwijswetenschappen én studenten van andere UU-bacheloropleidingen die de minor Onderwijswetenschappen hebben gevolgd.

Op termijn ook andere masters
Coördinator Luce Claessens hoopt dat op termijn behalve de master Onderwijswetenschappen meerdere masters kunnen worden aangeboden in combinatie met de verkorte pabo-opleiding. “We willen gaan onderzoeken of ook studenten van andere disciplines interesse hebben om naast hun masterbul een pabodiploma te halen.”

Dat de pilot nu met de master Onderwijswetenschappen van start gaat, heeft volgens haar te maken met de goede ervaringen die de UU en de hogescholen hebben opgedaan met de al langer bestaande Academische Leraren Opleiding (Alpo). Die biedt de mogelijkheid om een bachelor Onderwijswetenschappen te combineren met een Pabo-opleiding.

De nieuwe pilot rond het MPabo-traject richt zich op studenten die pas tijdens hun bachelor beseffen dat ze graag een lesbevoegdheid willen halen voor het basisonderwijs.

Imagoprobleem versus grote maatschappelijke bijdrage
Coördinator Claessens weet dat het lerarenvak niet bepaald een aantrekkelijk imago heeft. Het is nog afwachten of het recente nieuws over de gelijktrekking van de salarissen met die van de leraren in het voortgezet onderwijs daar verandering in brengt.

Toch hoort ze veel studenten die het leraarschap helemaal zien zitten. “Er is gelukkig een behoorlijk grote groep studenten die goed doorhebben dat ze voor de klas een heel grote maatschappelijke rol kunnen spelen. Ze dragen dan immers bij aan het terugdringen van het lerarentekort, maar bovendien aan de ontwikkeling van jonge kinderen.”

Andere insteek
De Utrechtse pilot is er mede gekomen dankzij het zogenoemde Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen. Daarmee spraken universiteiten en hogescholen met het ministerie van Onderwijs af om studenten snellere en gemakkelijkere opties te bieden om leraar te worden in het basisonderwijs of voortgezet onderwijs. Daarvoor werden ook financiële middelen gereserveerd.

Universiteiten in Amsterdam, Leiden en Rotterdam besloten daarop een eigen tweejarige masteropleiding tot basisschoolleraar op te zetten. De UU koos er dus voor om de samenwerking met de twee Utrechtse pabo’s op te zoeken.

In Utrecht wordt de opleiding tot leraar bovendien gecombineerd met een bestaande master in een academische discipline. “Hiermee spreken we een andere doelgroep aan. In Utrecht willen we studenten de kans geven om zich te specialiseren in een master, en daarnaast een lesbevoegdheid te halen. Die bevoegdheid is daarmee een diploma dat je erbij krijgt, niet de focus van je master.”

Een ouder-kindgesprek voeren
Volgens Claessens kunnen academisch geschoolde leraren een belangrijke meerwaarde hebben op scholen. Zij weten welke concepten en praktijken wetenschappelijk getoetst zijn en hoe ze die kunnen toepassen. Daarop zal ook een groot deel van de opleiding gericht zijn.

De kunst wordt volgens de coördinator om dit te combineren met voldoende aandacht voor praktische vaardigheden. De vakken worden in het verkorte pabo-traject compacter aangeboden met meer nadruk op vakdidactiek en pedagogiek dan op vakkennis.  

“Wij zullen minder aandacht besteden aan het herhalen en reproduceren van de geleerde stof. Bij universitair studenten met een bachelordiploma is dat niet nodig. Maar ze moeten natuurlijk wel leren hoe je een kind aanspreekt of hoe je een ouder-kindgesprek voert.”

De studenten hebben verspreid over twee jaar bovendien een iets grotere studielast dan normaal gesproken in één studiejaar gevraagd wordt. Studenten zullen ook een dag in de week stage moeten lopen.

Lesgeven wordt teamwork
Een veelgestelde vraag is altijd hoe uitdagend het leraarschap voor academische geschoolden is op de lange termijn. Hoelang zullen zij daadwerkelijk voor de klas staan? Zijn er wel voldoende ontwikkel- en loopbaanmogelijkheden voor universitair afgestudeerden in het basisonderwijs?

Volgens Claessens is dat in toenemende mate het geval. “Er wordt op scholen steeds meer gewerkt in teams waarin de eigen kwaliteiten en kennis van leraren goed tot hun recht kunnen komen.”

En verder is het een kwestie van “massa”, aldus de coördinator. “Als er straks meer academisch afgestudeerden op scholen werken dan wordt het hopelijk ook normaler om leraren met wetenschappelijke onderbouwde expertise de ruimte te geven.”

Advertentie