KNAW zou minder van bovenaf moeten besturen
Het bestuur van de KNAW had de omstreden samenvoeging van KNAW-instituten voor de geesteswetenschappen niet van bovenaf moeten doordrukken, vindt een evaluatiecommissie. De commissie kent de feiten niet, antwoordt de KNAW.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen is een genootschap voor topwetenschappers en geeft als vertegenwoordiger van de Nederlandse wetenschap adviezen aan de overheid. Daarnaast beheert de Akademie enkele wetenschappelijke instituten.
Met die adviezen gaat het allemaal wel goed, meent een commissie die het functioneren van de KNAW heeft beoordeeld. Ook het genootschap zelf functioneert prima. De commissie doet wel een paar aanbevelingen, waarvan de belangrijkste is om een soort raad van toezicht in te stellen: een groep leden die als sparring partner van het bestuur kan dienen en ook goedkeuring kan geven aan bepaalde besluiten.
Maar de aanbevelingen over de instituten liggen gevoeliger. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen wilde een Humanities Center oprichten waarin zes onderzoeksinstituten voor geesteswetenschappen zouden samenwerken. Vijf van de zes instituten zouden verhuizen naar het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam-Oost. Maar het NIOD heeft zich fel verzet tegen zulke plannen en afgelopen week gaf het bestuur van de KNAW zich gewonnen: het NIOD mag zijn eigen koers blijven varen.
Dat laatste wist de commissie nog niet. Die zag alleen dat er grote onvrede was bij het NIOD over de plannen. Er is een “opener debat” nodig, meent de commissie dan ook. De KNAW zou beter met zijn eigen leden moeten overleggen, maar ook met betrokkenen van buiten, zoals universiteiten en instituten die met de KNAW-instituten te maken hebben. Dan krijgt de KNAW misschien een “breder draagvlak” voor haar besluiten “dan thans het geval is”.
Sterker nog, de instituten zouden meer autonomie moeten krijgen en op grotere afstand van de Akademie moeten staan. Dat zou zelfs op korte termijn moeten gebeuren. “Dat betekent dat de centrale KNAW-organisatie de verantwoordelijkheid voor huisvesting, personeel, financiën, enzovoort overdraagt aan de grotere instituten.”
Volkomen onzin, reageert het bestuur van de KNAW, al gebruikt het daar beleefde woorden voor. De commissie doet “onvoldoende recht aan de feiten”. Er lijkt sprake van een “informatielacune”. De KNAW legt het graag nog eens uit.
Er is juist heel veel gepraat over het vernieuwingsproces in de geesteswetenschappen. Het bestuur heeft de oorspronkelijke plannen meerdere keren bijgesteld. “In feite is slechts één instituut, het NIOD, gaandeweg gaan twijfelen aan de wenselijkheid van betrokkenheid bij de vernieuwingsoperatie en uiteindelijk ook afgehaakt.” Als de andere instituten zich al ergens aan stoorden, “dan vooral aan de vertraging die door veelvuldig overleg werd veroorzaakt”.
“Dat gezegd hebbende concludeert het bestuur dat het (te) lang heeft geloofd dat het NIOD aan boord zou kunnen blijven door aan zijn bezwaren tegemoet te komen”, aldus de KNAW. “Dit heeft geleid tot discussies die deels in het publieke domein werden gevoerd en de schoonheidsprijs zeker niet verdienen.”
De evaluatiecommissie werd voorgezeten door Roelof de Wijkerslooth (voormalig collegevoorzitter van de Radboud Universiteit Nijmegen), Douwe Breimer (voormalig rector van de Universiteit Leiden), Ludo Gelders (voorzitter van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten) en Anton Zeilinger (voorzitter van de Oostenrijkse academie van wetenschappen OAW).