Lectoren hebben meer te besteden
Aan de universiteit heb je hoogleraren, aan de hogeschool lectoren. Maar dat laatste is helemaal niet zo vanzelfsprekend als het nu lijkt: de eerste lectoraten startten pas rond de eeuwwisseling.
Intussen zijn er volgens het Rathenau Instituut al meer dan zeshonderd lectoren. Ze verrichten toegepast onderzoek in samenwerking met het werkveld waar de hogescholen voor opleiden. Dat doen ze veelal met docenten en studenten, zodat die hun onderzoeksvaardigheden kunnen verbeteren.
Lectoren winnen aan populariteit en de uitgaven aan lectoraten stijgen dan ook flink: van ruim honderd miljoen euro in 2009 naar ruim 170 miljoen in 2014. Het gemiddelde lectoraat zag zijn budget in die tijd groeien van 209.000 euro naar 290.000 euro per jaar.
De lectoren fungeren volgens het rapport als boegbeelden en zijn sterk op de buitenwacht gericht: ze doen niet alleen onderzoek, ze bezoeken ook conferenties, geven lezingen en onderhouden netwerken. Het werkveld heeft dan ook grote invloed op het onderzoeksonderwerp van het lectoraat, zeggen negen van de tien lectoren tegen de onderzoekers van het Rathenau Instituut.
Het werk gebeurt vooral in deeltijd. De gemiddeld lector heeft een aanstelling van drie dagen in de week. Hij of zij werkt met zes collega-onderzoekers die er ook drie dagen per week aan mogen besteden, plus één of twee promovendi die er eveneens gemiddeld drie dagen van hun werkweek mee bezig zijn.
Voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen is blij met het rapport. Het laat volgens hem zien dat lectoren een unieke positie hebben in het verbinden van onderwijs, onderzoek en de beroepspraktijk.
Aan de universiteiten werd aanvankelijk wat lacherig gedaan over lectoren in het hbo: gingen die hogescholen soms universiteitje spelen? Maar intussen zien ook veel universitaire zegslieden het nut van lectoraten in.
Sommige wetenschappers kiezen liever voor een lectoraat dan een leerstoel, bleek eerder al uit een rondgang van het HOP.