Leidse hoogleraar sjoemelde met subsidieaanvragen

Vlag van de Universiteit Leiden, 123rf

De hoogleraar vervalste subsidieaanvragen door onterecht auteursnamen op te voeren of juist weg te laten, om zodoende de kans op een beurs te vergroten. Dat blijkt onder meer uit een mailwisseling met een junior-onderzoeker. De jonge wetenschapper vraagt om naamsvermelding bij een aanvraag waarop de hoogleraar antwoordt: “Ik schrijf voortdurend aanvragen en zet daar soms mijn eigen en soms andere namen op. Het gaat erom wat de kansen verhoogt.”

Strategie
Verder schrijft de wetenschapper eerder nog een subsidie te hebben binnengehaald onder een valse naam. “Het idee ervoor is van mij en ik heb de aanvraag ook geschreven, maar mijn naam komt niet op de aanvraag voor. En dat was in dit geval een goede keus, want het geld is inmiddels binnen”, is te lezen. “Ik bekijk steeds wat strategisch het beste is en dat ga ik hier ook doen. Waarschijnlijk moet de aanvrager een vaste medewerker zijn en het kan zelfs zijn dat ik [naam medewerker 2] of [naam medewerker 3] ga opvoeren hoewel ze er niets mee van doen hebben en zullen hebben.”

Bij een hoorzitting over de zaak zei de hoogleraar hevig geëmotioneerd te zijn tijdens het schrijven van de mail, zo staat in het onderzoeksrapport van de Universiteit Leiden. De inhoud zou daarom geen “juiste weergave van de werkelijkheid” zijn.

Publicaties
De hoogleraar sjoemelde niet alleen met namen op subsidieaanvragen, het ging ook mis met publicaties en symposiumbijdragen. Bij het indienen daarvan moeten coauteurs op de hoogte worden gebracht. Zo kunnen zij nog op de inhoud reageren, stelt de commissie.

Maar de hoogleraar voerde sommige auteurs niet op, terwijl die wel een substantiële bijdrage hadden geleverd aan een publicatie. Het omgekeerde gebeurde ook: onder een hoofdstuk voor een studieboek stond behalve de eigen naam ook die van een medewerker die helemaal niet had meegeschreven. De zogenaamde medeauteur was daar bovendien niet van op de hoogte.

Verdeel- en heersbeleid
De Commissie Wetenschappelijke Integriteit sprak voor haar onderzoek met vijf medewerkers. Daarin werd het beeld geschetst van een “onveilige werkomgeving met een verdeel- en heersbeleid”. Bij de “autoritair geleide onderzoekgroep” van de hoogleraar zou geen ruimte zijn geweest voor een kritisch debat. Over de kwaliteit van het wetenschappelijke werk heeft de commissie overigens geen twijfels.

De hoogleraar heeft enkele weken de tijd om in beroep gaan bij het Landelijk Orgaan Wetenschappelijk Integriteit. De kans daarop is groot volgens NRC Handelsblad. Daarin bekritiseert de hoogleraar het CWI-onderzoek. Het advies zou niet onafhankelijk zijn omdat alle commissieleden in Leiden werken. Ook zou de commissie zich baseren op anonieme klachten en geen hoor en wederhoor hebben gepleegd.

Advertentie