Matching leidt nog niet tot spectaculaire daling februari-uitvallers
De verplichte kennismaking met de opleiding voorafgaand aan de studie zorgt vooralsnog niet voor drastisch minder afvallers in het eerste jaar. Bij opleidingen met matchingsactiviteiten ligt het percentage eerstejaars dat stopt gemiddeld een kleine procent lager dan vorig jaar.
Afgelopen voorjaar voerde de Universiteit Utrecht naast een inschrijfdeadline van 1 mei ook verplichte studieactiviteiten in voor meer dan 4500 aankomende studenten van 39 bacheloropleidingen. Een van de doelstellingen daarbij was het terugdringen van de uitval in het eerste jaar.
Een belangrijk ijkpunt is 1 februari. Wie voor die datum stopt met zijn studie, hoeft de ontvangen studiefinanciering niet terug te betalen.
Uit cijfers over die februari-uitval blijkt dat de UU er dit jaar iets beter in slaagt studenten binnenboord te houden. Van de Utrechtse eerstejaars die deelnamen aan een matchingstraject gaf 13.8 procent er in februari de brui aan. In vergelijking met vorig jaar is het percentage afvallers 0.9 procentpunt lager.
De UU presenteerde deze bevindingen dinsdagmiddag tijdens een bijeenkomst van de VSNU over ‘matching’ in het Academiegebouw. Tijdens dat seminar werd ook een nieuwe webpagina over de resultaten van matching aan de UU gelanceerd.
Meer uitval bèta's
Waar de faculteiten Geowetenschappen (-2.9 procentpunt) en Geesteswetenschappen (-2 procentpunt) een bovengemiddelde afname van het percentage studiestakers lieten zien, steeg dat percentage bij de bèta’s juist met 1.6 procentpunt. Ook haalden beginnende bètastudenten dit jaar minder studiepunten.
Een mogelijke verklaring voor die negatieve tendens is volgens sociaal wetenschapper Leoniek Wijngaards-De Meij, die binnen de universiteit is belast met de evaluatie van het matchingsproces, de relatief grote groei van het aantal studenten in de bètahoek. Voor een deel van de nieuwe studenten is een exacte studie wellicht te moeilijk.
Uit de data van Wijngaards-De Meij blijkt verder dat studenten met hoge eindexamencijfers voor wiskunde en Engels minder snel uitvallen in hun eerste jaar dan andere studenten. Studenten die zich bij hun studiekeuze vooral lieten leiden door sociale media hebben een grotere kans om voortijdig met hun studie te stoppen dan studenten die een meeloopdag bezochten en met studie- of beroepsadviseurs gingen praten.
Realistich beeld van de opleiding
Een telefonische rondgang van Wijngaards-De Meij onder de uitvallers wijst uit dat veel van hen de studie bij nader inzien toch niet zo goed bij zichzelf vonden passen of minder interessant vonden dan ze dachten. Een andere veelgenoemde reden was dat studenten slechte resultaten haalden omdat de studie een te hoog niveau had.
De onderzoeker denkt dat studenten nog beter doordrongen moeten worden van de doelstelling van matching. Bij bijna de helft van de uitvallers bleek matching geen rol te hebben gespeeld bij de studiekeuze. “Die studenten zeggen letterlijk dat ze al besloten hadden wat ze wilden gaan studeren, matching of geen matching. Wij moeten duidelijker maken dat die bijeenkomsten echt bedoeld zijn voor zelfreflectie, om dus even goed na te denken of de studie wel bij je past en of je die ook aankunt.”
Wijngaards-De Meij hoopt en verwacht dat de landelijke invoering van de 1 mei deadline en de verplichting voor alle instellingen om matching of iets soortgelijks aan te bieden aankomende studenten een beter beeld zal verschaffen van het belang van dat kennismakingsmoment.
Op advies van zowel de uitvallers als van andere studenten die deelnamen aan de Utrechtse matchingsactiviteiten zal de UU volgens Wijngaards-De Meij trachten een realistischer beeld te geven van de inhoud en van het vereiste niveau van de verschillende opleidingen. “Veel studenten hadden graag meer gehoord over de minder aantrekkelijke kanten van de studie. Bovendien vonden ze de toetsen en opdrachten die ze moesten doen te gemakkelijk.”
Reden voor optimisme
De Universiteit Utrecht lijkt overigens wel iets succesvoller met het terugdringen van de uitval dan andere universiteiten, die geen matchingsactiviteiten aanboden. Uit een rapportage van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bleek onlangs dat landelijk gezien het aantal 'februaristakers' met een half procentpunt was afgenomen. De UvA maakte bekend dat zij in Amsterdam zelfs een toename van het percentage afvallers waarneemt.
Overigens zijn daar wel kanttekeningen bij te plaatsen. Volgens Wijngaards-De Meij laten de Utrechtse cijfers zich lastig vergelijken met de DUO-gegevens. DUO gebruikte andere parameters dan de UU nu heeft gedaan.
Volgens de onderzoeker is het sowieso vrijwel onmogelijk te bepalen wat nu precies het effect is geweest van de invoering van matching op de uitval van studenten. Ze wijst op andere factoren die eveneens van invloed kunnen zijn, zoals de toename van het aantal contacturen of de dreigende veranderingen in de studiefinanciering. “Ik ben dus erg voorzichtig met uitspraken over oorzaken en gevolgen.”
Maar zou je toch geen grotere afname van het percentage afvallers mogen verwachten na de invoering van de arbeidsintensieve matchingsactiviteiten? Is een gemiddelde daling van minder dan 1 procentpunt niet erg schamel?
Wijngaards-De Meij denkt dat er aanleiding is voor optimisme. Het percentage studie-stoppers loopt volgens haar in sterkere mate terug dan voorheen. Bovendien worden er meer studiepunten behaald door eerstejaars, zo blijkt uit haar analyses. “Het percentage studenten dat alle studiepunten in blok 1 haalt is gegroeid en het percentage dat geen enkel studiepunt haalt, neemt af.”
Daarnaast wijst de onderzoeker naar eerdere evaluaties die lieten zien dat studenten én docenten zeer te spreken zijn over de matchingsbijeenkomsten. “Docenten waren aanvankelijk sceptisch, maar vonden het uiteindelijk van grote waarde hun toekomstige eerstejaars al een keer gezien te hebben.”
Ook rector Van der Zwaan laat weten zeker niet ontevreden te zijn. “Tot nu toe voldoet matching aan de verwachtingen.”
Van der Zwaan stelt dat de gemiddelde resultaten van matching aan de UU positief zijn. Wel zegt hij meer tijd nodig te hebben om de resultaten per faculteit en per opleiding te analyseren. “Dat gaan we de komende maanden doen en dat moet leiden tot actiepunten om het instrument matching verder te verbeteren.”