'Miljoenen leenstelsel zullen verdampen'
De 625 miljoen euro die het leenstelsel moet opleveren, zal smelten als sneeuw voor de zon, waarschuwt onderwijsexpert Pim Breebaart. “Het heeft geen zin om lukraak een paar docenten extra in dienst te nemen.”
Met enige verbazing ziet Breebaart het aan. Bestuurders en politici hebben de mond vol van kwaliteit in het hoger onderwijs, zegt hij, maar ze praten vooral over geld, prestatieafspraken of studie-uitval. Niet over onderwijs.
Breebaart is eind november één van de sprekers op het Nationaal Hoger Onderwijs Congres. Hij was docent, vervulde bestuursfuncties bij basisscholen, middelbare scholen en raden van toezicht en was jarenlang voorzitter van de Haagse Hogeschool. In zijn sessie op het congres zal hij spreken over ‘prestatiebekostiging als mantra’: het is gevaarlijk om je op de symptomen van kwaliteit te richten, als je niet naar het onderwijs zelf kijkt.
“Die 625 miljoen euro uit de bezuiniging op de studiefinanciering doet denken aan de vijfhonderd miljoen gulden die minister Ritzen halverwege de jaren negentig voor studeerbaarheid uittrok”, zegt hij. “Och, wat is er veel aan projecten op poten gezet, wat is er veel gepraat, wat zijn er veel ideeën verzonnen! Maar tien jaar later was er maar één conclusie mogelijk: het had allemaal niks geholpen.”
Hij is geen principieel tegenstander van een leenstelsel, zegt Breebaart. “Maar er is helemaal geen plan. Geen enkele bestuurder heeft nog gezegd: ik wil dit graag gaan doen met het geld, ik wil mijn collega’s in Duitsland overtreffen, ik wil studenten nog beter lesgeven, ik wil ze meer laten leren… Helemaal niets. Minister Bussemaker moet nu het land door om de ideeën uit hen te trekken.”
Toch klinkt het zo simpel, een smak extra geld. Daarmee kun je immers extra docenten aannemen? Breebaart wuift het weg. Het heeft in zijn ogen weinig zin om hetzelfde onderwijs met een paar docenten extra te geven. “Het gaat om de vraag wat je studenten wilt leren en hoe je dat wilt doen. Dat is veel belangrijker.”
Neem het verlagen van de uitval. “Dat wil iedereen, want natuurlijk wil je het liefst dat zo veel mogelijk studenten met goede cijfers hun diploma behalen. Maar als je vanuit de uitval begint te redeneren – en niet vanuit het onderwijs – waar kom je dan op uit? Extra begeleiding, meer feedback, persoonlijke gesprekken of in het ergste geval een lage toetsingsnorm. Maar onderwijs zou moeten draaien om kennis en vaardigheden die studenten zich eigen maken. Als veel studenten het niveau niet halen of er geen zin in hebben, ligt het probleem deels voor de poort: dan schieten de studenten die voor deze opleiding kiezen op onderdelen tekort. Het heeft dan veel meer zin om iets aan het instroomniveau te doen dan extra geld te stoppen in jaar één tot en met vier.”
Door alle goedbedoelde plannen voor studeerbaarheid en studiesucces ligt er binnen hogescholen veel nadruk op de persoonlijke ontwikkeling van de studenten, vindt Breebaart. “Vraag het de studenten zelf: de meesten vinden dat ze veel te veel moeten reflecteren op hun eigen ontwikkeling. Het is een overschatting van de invloed van het hoger onderwijs. Die studenten hebben honderdduizend uur in een gezin doorgebracht, twintigduizend uur op school… en wij denken dat we hen met een paar uur begeleiding in het hoger onderwijs kunnen bijschaven. Er zijn hoge personele kosten mee gemoeid, terwijl er geen effect zichtbaar is op het studiesucces. We kunnen die tijd beter besteden.”