Minister vindt declaratiegedrag Utrechtse bestuurders ‘onacceptabel’
De brief van Bussemaker komt naar aanleiding van een rapport van de onderwijsinspectie naar het declaratiegedrag van de Utrechtse bestuurders dat donderdag openbaar gemaakt is. DUB schreef hierover een achtergrondverhaal.
Aanleiding waren Kamervragen uit oktober vorig jaar. Minister gaf de inspectie toen de opdracht voor een nader onderzoek. Uit dit onderzoek over de periode 2013-2015 blijkt nu dat een deel van de declaraties van de bestuurders van de UU niet doelmatig is en dat het bestuur hier onvoldoende soberheid heeft betracht. Daarnaast roepen enkele andere declaraties van de bestuurders van de UU bij de onderwijsinspectie vragen op over de soberheid.
De minister noemt dit niet acceptabel. Zij vindt dat de Utrechtse collegeleden meer soberheid moeten betrachten bij hun declaraties en doelmatiger moeten omgaan met gemeenschapsgeld. De raad van toezicht moet hier scherper op toe zien. De minister schrijft: “De afgelopen jaren heb ik meerdere malen aangegeven dat declaraties sober, doelmatig, eenduidig en transparant moeten zijn. Niet alleen omdat het om publieke middelen gaat, maar ook omdat het (zeker in het onderwijs) om schaarse middelen gaat. Bestuurders behoren hierbij een voorbeeldfunctie te vervullen.”
Ze schrijft de Kamer dat het terugvorderen van het geld niet mogelijk is omdat er in de wet geen precieze spelregels staan en de hoogte van de ondoelmatige uitgaven niet is vast te stellen. Overigens hebben de collegeleden zelf al vrijwillig 200 euro terugbetaald.
De minister schrijft ook dat de universiteiten hebben afgesproken te werken aan ‘uniforme, duidelijke en concrete definities en voorschriften’ op het gebied van declareren en de bestuursonkosten. Ze heeft de inspectie opgedragen in 2018 de naleving van deze voorschriften te onderzoeken op basis van de jaarverslagen over 2017.
Daarnaast wil de minister dat er ook meer afspraken komen over de hoogte van de declaraties. Ook op dat gebied moet er een uniforme regeling komen. De raden van toezicht van de universiteiten hebben toegezegd aan een dergelijke regeling te werken. Die zou 1 januari 2018 moeten ingaan. De hogelscholen hebben die intentie nog niet uitgesproken.
De minister waarschuwt in de brief dat wanneer de afspraken niet goed functioneren, zij ervoor zal pleiten het sobere declareren in een wet vast te leggen.