Minister ziet niets in verplicht negatief bsa bij slecht Nederlands
Hogescholen en universiteiten mogen zelf weten hoe ze omgaan met studenten met een gebrekkige taalbeheersing. Dat antwoordt minister Bussemaker op vragen van kamerlid Van Klaveren naar aanleiding van uitspraken van de Utrechtse hoogleraar Leo Lentz.
Hoogleraar Nederlands Lentz zei op DUB en later in de Telegraaf dat studenten die er ook na een jaar intensieve begeleiding niet in slagen om fatsoenlijk Nederlands te spreken en schrijven een negatief bindend studieadvies zouden moeten krijgen. De uitlatingen van Lentz waren voor de Groep Bontes/Van Klaveren aanleiding om minister Bussemaker te vragen of een dergelijke maatregel niet de norm moet zijn in het hoger onderwijs.
Bussemaker antwoordt dat ze absoluut niet van plan is instellingen te dwingen studenten weg te sturen. “Hogescholen en universiteiten hebben zelf de verantwoordelijkheid om een inschatting te maken wat er nodig is aan taalbeleid voor studenten om succesvol de studie te kunnen doorlopen en afronden”, aldus de minister.
In haar antwoord op de Kamervragen (pdf) geeft zij wel aan de zorgen van Lentz en de Universiteit Utrecht over het taalniveau van beginnende studenten te delen. Ook zij denkt dat extra aandacht voor taalvaardigheid in het hoger onderwijs gewenst is. Daarom verwelkomt zij de investeringen van de Universiteit Utrecht in kleinschalig onderwijs. Deze moeten docenten onder meer de mogelijkheid geven meer en beter feedback te geven op academische vaardigheden als schrijven en spreken.
Overigens zijn er op dit moment geen concrete plannen bij de Universiteit Utrecht om de taalvaardigheid van de studenten apart te toetsen en negatieve studieadviezen te verbinden aan onvoldoendes. De universiteit vindt dat het aanleren en beoordelen van vaardigheden het best kan gebeuren binnen de vakinhoudelijke cursussen.