Nederland scoort in QS-ranglijsten

Nederlandse universiteiten zijn wetenschappelijke toppers, blijkt ook uit de QS World University Rankings per subject, één van de vele ranglijsten die over het onderwerp verschijnen. “Deze lijst is vooral nuttig voor een kleine groep ambitieuze studenten.”

Wageningen is wereldwijd één van de beste onderzoeksinstellingen op het gebied van landbouw, bosbeheer en milieuwetenschappen. Delft doet het goed in onderzoek op het gebied van civiele techniek en chemische technologie en de Universiteit van Amsterdam doet uitmuntend werk binnen de communicatiewetenschappen.

Onderzoeksbureau QS wil naar eigen zeggen aankomend studenten de mogelijkheid geven verschillende universiteiten per vakgebied met elkaar te vergelijken. “After all many prospective international students know first WHAT they want to study before asking the question of WHERE they want to study”, aldus de website.

De ranglijsten zijn voor het grootste deel (40 tot 90 procent) gebaseerd op de reputatie van het onderzoek onder academici van andere instellingen. Ook de citatiescores tellen net als in veel andere ranglijsten mee.

De QS Ranking noemt zichzelf uniek omdat het onderzoeksbureau ook werkgevers vraagt van welke opleidingen zij het liefst mensen aannemen. Die arbeidsmarktreputatie telt binnen sommige sectoren voor 10 procent mee, binnen andere voor 40.

Maar de gemiddelde Nederlandse studiekiezer heeft weinig aan deze lijst, vindt Frank Steenkamp, hoofdredacteur van de Keuzegidsen voor mbo en hoger onderwijs. “Kwaliteit in het bacheloronderwijs is echt iets anders dan wetenschappelijke prestaties en reputatie, zoals die hier gemeten worden. In Engeland, de VS of Frankrijk is de relatie tussen toponderzoek en toponderwijs vaak veel sterker dan hier, omdat studenten daar streng geselecteerd worden. Topinstellingen werven de beste studenten en die worden zo ook weer topwetenschappers.”

Steenkamp wijst erop dat de markt van onderwijs en onderzoek in Nederland heel anders werkt. De kwaliteitsverschillen zijn minder groot dan in het buitenland en studenten kunnen makkelijker wisselen van instelling. Dit verklaart mede waarom de samenhang tussen onderzoek en onderwijs minder sterk is. “De Amsterdamse universiteiten bijvoorbeeld hebben in sommige vakgebieden toponderzoek, maar het bacheloronderwijs rammelt vaak. Ik zou middelbare scholieren niet zonder meer aanraden daar te gaan studeren.”

Toch vindt Steenkamp ranglijsten als die van QS interessant. “In de meeste vakgebieden zijn docenten goed op de hoogte van de laatste wetenschappelijke ontwikkelingen en dan maakt het echt niet uit of de instelling nummer 50 of nummer 250 is in een internationale ranglijst. Maar vooral in de geesteswetenschappen en rechtsgeleerdheid is er nog te veel ruimte voor derderangs wetenschappers. Dan kan deze lijst wél relevant zijn voor studiekiezers. Als je nu Engels wil studeren, kun je zien dat er in Leiden en aan de Universiteit van Amsterdam in elke geval recent nog één of twee mensen hebben rondgelopen die zich met relevante wetenschap bezighielden.”

Daarnaast is de ranglijst nuttig voor de kleine groep scholieren en studenten met de ambitie door te dringen tot de absolute academische top in hun vakgebied. Het wetenschappelijk onderwijs is in veel landen een stuk competitiever en selectiever dan in Nederland, dus wie uiteindelijk in het buitenland wil werken doet er goed aan slimme keuzes te maken: “In veel landen kom je niet bij een topinstelling binnen als je aan een middelmatige instelling bent begonnen, hoe goed je ook bent. Rankings als die van QS zijn dus met name interessant zijn voor wie nu een PhD gaat kiezen.”

Advertentie