Niet meer morrelen aan definitie contactuur

De definitie van contacturen blijft zoals die nu is. Prioriteit heeft het behalen van 12 contacturen per week voor eerstejaars.

In de commissie Onderwijs & Onderzoek van de Universiteitsraad werd maandag duidelijk dat de definities van het contactuur blijven zoals ze zijn. Er zijn de gestructureerde uren waar de practica en hoor- en werkcolleges onder vallen. Daarnaast zijn er de ongestructureerde uren waartoe tutorbegeleiding, stagebegeleiding en contact via internet behoren. De definities worden, zo zegt rector Bert van der Zwaan, zo eenvoudig mogelijk geïnterpreteerd.
Faculteiten hoeven de contacttijd niet exact te turven, maar mogen uitgaan van een gemiddelde. Zo staat er voor bijvoorbeeld stagebegeleiding een vast aantal uren. Ze moeten het aantal uren vastleggen in het studentenregistratiesysteem Osiris, zodat de gegevens gemakkelijk zijn op te vragen. Dit omdat een accountant de gekozen telling van de UU moet goedkeuren en het de faculteiten dan zo min mogelijk werk kost.
Verantwoordelijk voor de telling zin de decanen. Van der Zwaan: “Wij pleiten voor een model van high trust. We vertrouwen er op dat de contacturen op een goede manier worden geteld.”
De Universiteit Utrecht heeft in de prestatieafspraken met  toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra laten vastleggen dat studenten tussen de 12 en 18 contacturen per week per opleiding in het eerste jaar krijgen. In het tweede en derde jaar zijn dat er minimaal 12 en maximaal 18 gemiddeld over de gehele universiteit. De eerste prioriteit, zegt de rector, ligt bij het behalen van de ondergrens.
Maar waarom hebben we eigenlijk een bovengrens, vraagt bètawetenschapper Gert Folkers. Door het aantal practicumuren wordt de grens van 18 overschreden in het eerste jaar bij opleidingen zoals Natuur- en Scheikunde. “In mijn faculteit zie je al druk ontstaan om onder de 18 uur te blijven. Maar is dat wel verstandig? Een opleidingsdirecteur zou toch moeten bepalen hoeveel contacturen nodig zijn om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen?”
Hoewel de discussie over de bovengrens dit voorjaar gevoerd gaat worden, legt de rector uit dat deze grens is ingesteld vanwege het geld. “Hebben we het over de ondergrens dan praten we over uren. Hebben we het over de bovengrens dan praten we over budget.” De onderwijsuren, zo legt hij uit, moeten helemaal betaald kunnen worden uit onderwijsgeld en bijvoorbeeld niet uit onderzoeksgeld. “Bovendien vinden we dat het met 18 uur moet kunnen.”
Studentraadslid Lennart van Dooremalen vraagt of er uitzonderingen mogelijk zijn. Van der Zwaan: “Betaalbaarheid en effectiviteit moeten dan bewezen zijn. Daar moeten keiharde argumenten voor zijn.”