Nieuw verdeelmodel bestuursbeurzen Rebo zaait verwarring
Nieuwe criteria om bestuursbeurzen te verdelen bij de faculteit Rebo leiden tot vele vraagtekens bij de leden van de faculteitsraad. Sommige criteria zijn onduidelijk, andere zelfs onwenselijk.
De faculteit heeft in totaal 145 bestuursmaanden gekregen van het College van Bestuur; dat zijn er drie minder dan voorgaande jaren. Het aantal studieverenigingen dat recht heeft op bestuursbeurzen is met twee gestegen naar negen. Volgens het nieuwe verdeelmodel gaan JSVU, de studievereniging van het departement Rechten, Perikles van het departement Bestuurs- & Organisatiewetenschap en ECU ’92 van het departement Economie er op achteruit, net als Vevanos van de studierichting Notariaat. De andere verenigingen krijgen een gelijk aantal beurzen of gaan er op vooruit.
JSVU, Perikles en ECU’92 voelen zich benadeeld ten opzichte van de verenigingen die horen bij een studierichting. Perikles en ECU’92 voelen zich daarbij ook achtergesteld ten opzichte van de verenigingen van het departement Rechten. Volgens de drie zijn de punten die je met de verschillende criteria in het verdeelmodel kunt halen, arbitrair.
De leden van de faculteitsraad, zo blijkt deze donderdag, zijn het eens met de studieverenigingen. Er valt veel af te dingen op het nieuwe verdeelmodel.
De faculteit wil 70 bestuursmaanden verdelen op basis van het aantal studenten per departement. Voor de verdeling van de 75 overige bestuursmaanden worden de studieverenigingen getoetst op 8 hoofdcriteria en nog eens zo'n 12 subcriteria. Hiermee verdienen de verenigingen punten. Hoe meer punten, hoe meer bestuursmaanden.
Zo kijkt de faculteit naar het aantal leden in het alumnibestand, het aantal deelnemers aan voorlichtingsactiviteiten en het aantal studiereizen met een inhoudelijk component. Rebo-decaan Henk Kummeling: “De methode is buitengewoon transparant”.
Faculteitsraadslid Sebastiaan Steenman, universitair docent van onder meer het vak Methoden & Statistiek en sinds twee jaar lid van de raad, is het daar niet mee eens. “Ik moet eerlijk zeggen dat dit één van de ingewikkeldste stukken is die ik in twee jaar ben tegengekomen. Ingewikkelder dan de departementale of de facultaire begroting.”
De onduidelijkheden zitten in de criteria op basis waarvan de 75 bestuursmaanden worden verdeeld. Volgens de faculteitsraad worden kwalitatieve en kwantitatieve criteria door elkaar gehaald. Zo telt het systeem hoe vaak een vereniging een blad met inhoudelijke artikelen verstuurt en niet het feit dat ze een blad hebben. Ook lijkt de boekverkoop gewogen te worden op het aantal studenten dat boeken koopt of op het aantal verkochte boeken en niet op het hebben van een boekverkoop.
Wanneer criteria aan de hand van aantallen getoetst worden, is er dus sprake van kwantitatieve toetsing, stellen de raadsleden. Verenigingen zouden op deze manier meer bestuursmaanden kunnen krijgen door meer verenigingsbladen te versturen en meer boeken te verkopen, zoals de berekeningen nu laten zien.
Decaan Kummeling vindt ook dat het aantal verkochte boeken niet medebepalend zou moeten zijn, maar de hoeveelheid tijd die het kost om een boekverkoop te organiseren. “De bedoeling is dat we criteria zo veel mogelijk aan kwalitatieve inspanningen koppelen.” Hij belooft nog eens naar de cijfers te kijken.
De relevantie van sommige criteria is niet altijd duidelijk. De studentgeleding vraagt zich bijvoorbeeld af hoe relevant een Engelstalige website is voor een studievereniging van een volledig Nederlandstalige studie.
De studentengeleding wil nog met een wijzigingsvoorstel komen. Kummeling benadrukt dat dit systeem van criteria al uitvoerig is besproken met studieverenigingen en uitermate goed doordacht is. “Substantiële veranderingen lijken mij in deze fase onmogelijk. De verdeling van de beurzen moet eind februari bij het College van Bestuur liggen.” De studentgeleding belooft voor woensdag met een voorstel te komen.
Eén van de aanpassingen die Kummeling zelf nog wil bestuderen, is om de studieverenigingen van het Utrecht Law College buiten de reguliere verdeling van bestuursbeurzen te plaatsen. Sirius, en sinds kort ook Tilia, heeft een andere rol in de opleiding dan de andere verenigingen. Zo zijn studenten van ULC verplicht lid te zijn van de studievereniging en daarbinnen verplicht actief te zijn. “Van deze verenigingen wordt per definitie een aantal activiteiten verwacht, en daarom zijn deze verenigingen lastig te vergelijken”, aldus Kummeling. Hiermee wil hij voorkomen dat een vereniging als Sirius, die hoog scoort in het nieuwe verdeelmodel, een te groot deel van de bestuursmaanden opslokt.
Of hiervoor extra budget komt, kan de decaan niet zeggen. “Beloningen hoeven niet uitgedrukt te worden in geld. Misschien kan dit ook door studiefaciliteiten. Het gaat om een nieuw inzicht, dat ik nog niet doorgesproken heb met de departementshoofden en onderwijsdirecteuren. Maar om het systeem toekomstbestendig te maken, moeten we hier onze gedachten over laten gaan.”