Nog maar 200 eerstejaars voor studie Nederlands
Het gaat nog altijd niet goed met de universitaire opleidingen Nederlandse Taal & Cultuur. Van 2010 tot 2019 daalde de instroom in de bachelor met 60 procent, schreef minister Van Engelshoven deze week in antwoord op Kamervragen van GroenLinks en CDA.
Rondgang
Een rondgang leert dat het er dit nieuwe studiejaar niet beter op wordt. Uit voorlopige tellingen van de opleidingen blijkt dat ze samen maar tweehonderd eerstejaars hebben verwelkomd. Zelfs de bachelor van de Universiteit van Amsterdam – in 2010 nog de grootste met 178 eerstejaars – houdt er dit jaar nog maar een kleine veertig over. De Vrije Universiteit doekte haar opleiding begin 2019 al op. Kennelijk kon de UvA daar niet van profiteren.
“Het is nog erger dan het lijkt”, zegt de Groningse hoogleraar Mathijs Sanders. “Door de coronacrisis telt het hele hoger onderwijs dit jaar meer studenten, maar daar ziet de studie Nederlands er niet veel van terug.”
Aantrekkelijker
In haar antwoord aan de Tweede Kamer herhaalt minister Van Engelshoven dat ze 100.000 euro beschikbaar heeft gesteld waarmee de talenopleidingen – dus niet alleen Nederlands – samen plannen kunnen verzinnen om hun onderwijs aantrekkelijker te maken. Verder vindt ze dat instellingen zelf maar moeten investeren in de talenopleidingen, bijvoorbeeld uit de 17,7 miljoen euro die ze jaarlijks beschikbaar stelt voor het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen.
Op de langere termijn verwacht ze dat neerlandistiek zal profiteren van haar plan om de financiering van hogescholen en universiteiten minder afhankelijk te maken van studentenaantallen. “Een relatief groter deel vaste bekostiging biedt instellingen de mogelijkheid om meer te doen voor kleinere en/of kwetsbare opleidingen, zoals Nederlands”, schrijft ze.
Geen sluiting
Maar redden de vijf opleidingen Nederlands het tot die tijd? Marc van Oostendorp, hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Nijmegen en lid van de Raad voor Neerlandistiek, denkt niet dat één van de opleidingen nog dit jaar met sluiting wordt bedreigd. “Het is wel zo dat er her en der hoogleraren met pensioen gaan, en die worden soms niet opgevolgd.”
De minister erkent de problemen wel, maar draagt volgens Van Oostendorp onvoldoende bij aan de oplossing. Het eigenbelang van de opleidingen is wat hem betreft ondergeschikt. “Voor de maatschappij is het heel belangrijk dat er meer studenten Nederlands komen, want academisch gevormde leraren zijn hard nodig. Zij kunnen helpen om het schoolvak Nederlands weer aantrekkelijk te maken en de leesvaardigheid te bevorderen. De plannen om het curriculum aan te passen zijn klaar, maar de docenten moeten die wel kunnen uitvoeren.”
Zelfhaat?
Van Oostendorps echtgenoot is Italiaanse en hoogleraar Taalkunde in Utrecht. “Ze kijkt altijd met verbazing naar hoe de studie Nederlands hier terzijde wordt geschoven. In Italië is Italiaans een aparte faculteit.” Is het zelfhaat? “Dat is me wat te actief. Het is meer een soort gebrek aan interesse. Nog erger inderdaad.”