Nog steeds weinig vrouwelijke hoogleraren
De top van de wetenschappelijke ladder wordt nog altijd gedomineerd door mannen. Vrouwen hebben minder kans om hoogleraar te worden en krijgen bovendien minder betaald.
In 2014 was in voltijdbanen gerekend nog geen zeventien procent van alle hoogleraren vrouw, blijkt uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren die vandaag wordt gepubliceerd. In 2012 was dat nog 14,8 procent. Het gaat dus mondjesmaat vooruit, maar in dit tempo zal het nog veertig jaar duren voor er in Nederland net zo veel mannen als vrouwen hoogleraar zijn.
Vrijwel alle andere Europese landen doen het beter dan Nederland. “Dat is een doorn in ons oog”, zegt de Rotterdamse hoogleraar Marise Born van het Landelijk netwerk vrouwelijke hoogleraren. “Je kunt wel zeggen dat het beter gaat, maar we bungelen nog steeds onderaan in Europa.”
Aan vrouwelijk talent ligt het niet. “Elke hoogleraar die met emeritaat gaat, kan in principe door een vrouw vervangen worden”, zegt Born. “Het veelgehoorde argument dat het moeilijk is om vrouwen te vinden, ontzenuwen we in dit rapport.”
Bij elke carrièrestap maken vrouwen minder kans op promotie, blijkt uit de monitor. Er is nog altijd een glazen plafond, stellen de makers. Vooral in Wageningen, Rotterdam en Maastricht zijn er beduidend minder vrouwen hoogleraar dan universitair hoofddocent en is de zogenoemde Glazen Plafond Index het hoogst.
Bovendien verdienen vrouwen nog altijd minder dan mannen. Daar is weinig in veranderd. Een van de meest gehoorde verklaringen daarvoor is dat vrouwen vaker in deeltijd zouden werken, maar onder hoogleraren werken vrouwen bijna even vaak fulltime als mannen (68 procent versus 71 procent). Bij de vrouwelijke universitair hoofddocenten heeft 65 procent een volledige aanstelling, tegen 79 procent van de mannen.
“We weten nog niet goed hoe dat nu precies zit met die salarisverschillen”, zegt Born van het landelijk netwerk. Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan. “De manier waarop vrouwen onderhandelen kan een factor zijn, het kan ook te maken hebben met leeftijd. Maar ik hoop dat vrouwen die zien dat ze minder betaald krijgen, nu zeggen: wacht eens even, dat is niet eerlijk.”
Born is niet enthousiast over verplichte quota om het lage percentage vrouwelijke hoogleraren omhoog te halen. “Ik zou eerder denken: grijp die Nederlandse overlegcultuur aan om er samen uit te komen. Niet alleen voor vrouwen, maar ook voor andere minderheden die ondervertegenwoordigd zijn. Daar hebben we mannen bij nodig, zou ik zeggen. Quota zijn echt een paardenmiddel.”
Born ziet veel meer in het aanpakken van onbewuste mechanismen waar minderheden nadelen van ondervinden. “Ik denk bijvoorbeeld aan het trainen en selecteren van voorzitters van benoemingscommissies, maar ook aan het aanstellen van een chief diversity officer. Dat hebben ze bij de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit goed gedaan.”
Vrouwen mogen zelf ook best wat gehaaider worden, zegt Born. “Soms vinden vrouwen het vervelend dat ze een kans krijgen alleen omdat ze vrouw zijn. Bijvoorbeeld als de voorkeur bij gelijke geschiktheid uitgaat naar een vrouw. Wees daar pragmatisch is, zeg ik dan. Doe dat gewoon.”
Want het proces naar meer vrouwelijke hoogleraren werkt als een sneeuwbal. Er is zoiets als een ‘kritische massa’: wanneer minstens dertig procent van het hooglerarenkorps vrouw is, vindt er ineens een versnelling plaats. Born: “De Universiteit Leiden gaat richting de dertig procent vrouwelijke hoogleraren [23 procent red.]. Ik denk niet dat het toeval is dat juist daar een aantal kritische hoogleraren zich hebben verenigd in Athena’s Angels.”
Het is makkelijker om kritisch te zijn als er meer mensen zijn die begrijpen wat je bedoelt, wil Born maar zeggen “Als je niet meer de enige bent, sta je sterker. Dat geldt niet alleen voor vrouwen, maar voor alle minderheden.”
Hoe doet Utrecht het?
Aan de Universiteit Utrecht groeide het cohort vrouwelijke hoogleraren tussen 2012 en 2014 van 18,2 naar 20,8 procent.
Binnen de Universiteit Utrecht hebben vooral de faculteiten Bètawetenschappen en Geowetenschappen een tekort aan vrouwelijke hoogleraren. “Wij doen echt ons best, maar het is ook niet makkelijk te realiseren”, zei bètadecaan Gerrit van Meer eerder dit jaar tegen DUB. “Als er een vrouw met emeritaat gaat, zie je meteen een daling in de procenten.”
Redactie DUB