OESO prijst Nederlands innovatiebeleid
Onderzoek aan hogescholen verdient meer geld en aandacht, vindt economische samenwerkingsorganisatie OESO. Maar dat mag niet ten koste gaan van fundamenteel onderzoek.
Nederland is een van de meest succesvolle kenniseconomieën ter wereld, concludeert de OESO in haar nieuwste review van het Nederland innovatiebeleid. Het topsectorenbeleid werkt volgens het lijvige rapport prima, en bevordert de samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven.
Maar de OESO waarschuwt: pas op dat het beleid niet ten onder gaat aan zijn eigen succes. Er moet niet té veel geld naar de topsectoren, want dat gaat ten koste van het fundamentele onderzoek waar Nederlandse universiteiten nu juist zo goed in zijn. “De regering moet een balans vinden en voorkomen dat ze te veel snijdt in de basis van de onderzoeksbekostiging.”
Bij het verbeteren van het innovatiebeleid, is een belangrijke rol weggelegd voor het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen. Kleine ondernemers verdienen een sterkere positie binnen de topsectoren, vindt de OESO, en hogescholen zijn bij uitstek geschikt om juist hen te helpen. Nu is het topsectorenbeleid nog te veel gericht op multinationals die het zonder overheidssteun waarschijnlijk ook wel redden.
Lectoren kunnen een brug slaan tussen kleine ondernemers, grote bedrijven en kennisinstellingen. “Dit is het moment om daar de onderzoekscapaciteit te versterken”, aldus het rapport. Meer geld dus, maar ook meer aandacht voor de relatie tussen de onderzoekstaak en het lesprogramma van opleidingen.
De beroepsbevolking is hoog opgeleid, wat goed is voor het innovatieve vermogen van een land, maar het aantal afgestudeerden in de bètahoek blijft nog steeds achter bij veel andere landen. De OESO hoop dat het Techniekpact en maatregelen in het kader van de topsectoren voorkomen dat er “witte vlekken” ontstaan in het onderwijs.